Sint Pietersbear Trail 2020, 14 + 32km

Het tweede weekend van september is het – als het enigszins kan – vaste prik; tijd voor de Sint Pietersbear Trail. Voor ons een van de (zo niet dé) gaafste trail op Nederlandse bodem, en dus bijna elk jaar reden om onze agenda voor dat weekend leeg te vegen en af te reizen naar Maastricht. Dit jaar werd het evenement verdeeld over twee dagen met daarbij de mogelijkheid om een combi-klassement – kort of lang – te lopen. Super vet! De keuze was dus vrij snel gemaakt; op dag 1 zouden we aan het eind van de middag de 14 kilometer lopen, om op dag 2 weer fris en fruitig aan de start van de 32 kilometer te staan. Dat ‘fris en fruitig’ klinkt in theorie natuurlijk altijd mooier dan in de praktijk, maar dat geeft nou juist de extra uitdaging!

Dag 1: 14km
Dag 2: 32km
Sint Pietersbear Trail 14km (dag 1)

12 september 2020
We staan nog een beetje van het uitzicht te genieten als de lopers voorin het wijd opgestelde startvak beginnen te lopen. Bijna ongemerkt is het startschot gegeven, en zijn we begonnen aan de eerste afstand van het combi-klassement; de 14km. Het is echt een enorm voordeel dat (en dat mag wat mij betreft voor altijd zo blijven) er bij de tijdsregistratie uitgegaan wordt van de nettotijd. Natuurlijk is het dan als je een snelle tijd neer wilt zetten nog steeds handiger om verder naar voren in het startvak te gaan staan, omdat je anders veel mensen moet inhalen, maar in het algemeen kun je dus zonder te dringen over de startmat lopen en is het dus niet zo’n gestress bij de start.

Start-selfie in de ENCI-groeve

Als ik over de startmat loop, veroorzaakt de chip in mijn startnummer een zacht piepje en zijn we officieel onderweg. Na een klein vlak stukje, waarin je precies genoeg tijd hebt om vast te wennen aan de dikke keien die de ondergrond van het deel door de ENCI-groeve vormen, mogen we meteen een klein stukje klimmen. Boven is het lastig om te blijven kijken waar je je voeten neerzet (is absoluut nodig op die keien), het uitzicht over de groeve blijft gaaf en ik kan er ook altijd wel eventjes stilstaan om een beetje rond te kijken. Omdat ik hier al vaker op die manier door mijn enkel ben gegaan, besluit ik nu toch maar gewoon voor me te blijven kijken.

En we zijn onderweg!

Eenmaal beneden lopen we in een omtrekkende beweging richting de andere kant van de groeve. Zo in de luwte van de groeve-wanden en vol in de zon is het best wel warm, en ruikt het – gek genoeg – sterk naar rucola. Je leest het goed, rucola inderdaad. In een keer word ik uit mijn ‘eigen race lopen’-focus geplukt, en begin ik de grond naast het pad af te speuren naar iets dat op rucola lijkt, maar ik kan zo snel niets vinden. Hmm, dan heb ik me dat toch vast verbeeld, en ik begin me weer te focussen op de klim de groeve uit. We slingeren in twee scherpe bochten omhoog naar een trap die door een soort grot de groeve weer uit leidt. De trap is hoger dan ik dacht, dus het tempo waarop ik in al mijn enthousiasme aan de beklimming begon zakt al snel naar een rustiger dribbeltempo. Ritme houden is op dit moment even het belangrijkst, want ik ken mezelf en om eerlijk te zijn heb ik niet zoveel zin om de metalen trap van dichtbij te inspecteren. Gaaf om hier te lopen hoor, maar zo bijzonder is de trap zelf nou ook weer niet.

Blijft een bijzondere ervaring om hier tussendoor te lopen
Vol goede moed begin ik aan de beklimming van de trap de groeve uit

Waar we bij de andere edities van de Sint Pietersbear Trail die we liepen altijd een rondje hebben gemaakt door de groeve alvorens we aan de rest van de route begonnen, komen we nu via een zigzaggende beweging over de Zonneberg uit bij Fort Sint Pieter. Heel tof om hier tussen de verbaasde wandelaars tussen de muren van het Fort door te rennen. De klim naar het Fort was nog best even pittig, en ik ben – vlak voor we het Fort weer uitrennen – net weer een beetje in mijn ritme aan het komen als ineens weer een bekende geur ruik. Rucola! Alweer. Half en half verwacht ik grote groene planten langs het pad te zijn. Of anders op zijn minst dat er om de hoek een picknicktafel met een net geopende zak van de sla staat. Maar beide blijkt niet het geval. Waar die geur dus precies vandaan komt, blijft een raadsel. Straks maar eens aan Tim vragen, neem ik mezelf voor.

Onderweg naar Fort Sint Pieter
Gave doorkijkjes op Maastricht
Om het Fort heen, met weer die gekke rucola geur

Vanaf het Fort klimmen we weer een stukje om vervolgens over een soort brede aarden muur tussen de ENCI-groeve en het Jekerdal door te lopen. Het landschap lijkt bijna on-Nederlands, en het uitzicht over het dal is echt heel gaaf. Ik kan hier echt van genieten, en ondanks dat het parcours behoorlijk geaccidenteerd is, heb ik het gevoel dat ik vlieg. De klimmetjes gaan lekker en naar beneden is het helemaal genieten. Zelf een halve energy-reep krijg ik zonder enige moeite weg. Voor ik het weet, zijn we de verversingspost op de helft van de route voorbij en onderweg naar de Duivelsgrot. Na een lange klim met wijds uitzicht richting België duiken we het bos rond D’n Observant in en kan zowel het venijn als het gaafste deel van de route beginnen; smalle, slingerende singletracks die via de oostelijke flank van D’n Observant omhoog leiden.

Ondanks dat de korte, steile klimmetjes duidelijk voelbaar zijn in mijn benen, kan ik echt genieten van het rennen hier. Volledig in mijn eigen wereld vlieg ik over de paadjes om D’n Observant, de top blijft bewaard voor morgen, terug richting het start-finishterrein. Vanaf hier, denk ik bij mezelf, gaan we alleen nog maar naar beneden. Super chill! Ik voel me op zich nog prima en ik wil eigenlijk de dame die zo’n 100 meter voor me loopt nog inhalen. Aan Tim’s voetstappen en ademhaling te horen, kan hij ook nog wel een tandje harder, dus ik begin aan te zetten. Waarschijnlijk niet super verstandig met het oog op de 32km die morgen nog op ons ligt te wachten, maar daar denk ik maar even niet aan. Langzaam maar zeker komt het donkerblauwe shirtje voor me dichterbij. De smalle singletracks hebben plaatsgemaakt voor een pad breed genoeg voor een auto, dus versnellen gaat lekker hier.

We zijn de dame en haar loopmaatje op zo’n 50 meter genaderd als we het bos weer eventjes induiken. Ik verwacht nog een afslag naar rechts en dan een lange afdaling naar het ENCI-meer, maar de parcoursbouwers hadden duidelijk iets anders in petto. We zetten rechtdoor langs de rand van het Poppelmondedal en steken dan scherp naar rechts het bos weer in, waar we via een serie haarspeldbochten aan de afdaling naar het meer beginnen. In de veronderstelling dat de finish nu écht alleen nog naar beneden is, zet ik nog een keer vol aan om de dame voor me in te halen. Na twee bochten heb ik haar te pakken. Met Tim op mijn hielen, scheur ik het laatste stuk naar beneden, om dan tot de conclusie te komen dat we nog 1 kilometer moeten en daarom dus eerst nog weer in een lange klim omhoog moeten.

Hoe gaaf het hier ook is, dat afdalen op hoog tempo hakt er best in en als de finish hemelsbreed misschien net 100 meter bij je vandaan is, is het best wel even balen om nog een lusje te moeten maken. Helemaal als je dan ook nog een stukje moet klimmen. Met mijn tanden op elkaar geklemd probeer ik het tempo omhoog zo hoog mogelijk te houden. Onder fanatieke aanmoedigingen van Tim achter me probeer ik vooral niet om te kijken om het blauwe shirtje achter me in de gaten te houden en te vertrouwen op mijn eigen kunnen. Mijn benen zijn behoorlijk zuur als we eindelijk boven zijn. De afdaling is gelukkig net zo lang en iets geleidelijker dan de klim en het duurt niet lang voor ik mijn ritme naar beneden weer gevonden heb. Het lijkt als vanzelf te gaan, voor ik het weet knarsen de dikke keien van de ENCI-groeve weer onder mijn voeten en zijn we de finishmat gepasseerd. Wat een gave route was dit! Waarschijnlijk voel ik die laatste kilometers morgen wel, maar ik heb er nu al zin in om hier weer te lopen. Op naar de 32km!


Sint Pietersbear Trail 32km (dag 2)

13 september 2020
Dag 2. De start is opnieuw in de ENCI-groeve en terwijl ik mijn benen nog een beetje los probeer te schudden kijk ik stiekem naar de startnummers van de mensen om me heen. Er staan een paar andere mensen met de rood-gele startnummers van het combiklassement, maar de meesten lijken voor het korte klassement te gaan. Ik mag van mezelf niet bezig zijn met andere mensen en me daardoor laten opfokken, maar ik kan het toch niet helemaal laten. Dan nog maar even van het uitzicht genieten. De groeve ligt te shinen in de zon onder een strak blauwe lucht, waardoor de meertjes die erin ontstaan zijn een bizarre kleur blauw krijgen. Ik haal nog een keer diep adem om mijn zenuwen een beetje te proberen weg te drukken, en merk dan dat het startvak inmiddels is gaan lopen. Let’s go!

Start-selfie voor de start van de 32km. Heus niet zenuwachtig!

Na de 14 kilometer van gisteren sta ik 4e in het klassement met een achterstand van een slordige 5 minuten op de nummer 3. Ik zag de nummer 3 me gisteren voorbij gaan, en als zij op de 32 km ook zo kan lopen, denk ik dat ik vrij kansloos ben om die 5 minuten goed te gaan maken. Maar, zeg nooit nooit. Terwijl ik me zo soepel mogelijk een weg over de losse keien en tussen de andere deelnemers door probeer te banen, kijk ik nog een keer terloops om me heen op zoek naar het startnummer van de 3e dame. Zonder resultaat helaas, en omdat ik de nummers 1 en 2 ook nergens zie, probeer ik dat hele klassement maar los te laten en gewoon maar te genieten van het lopen hier. Voor zover dat gaat tenminste, want mijn benen zijn behoorlijk aan het protesteren.

Onder het genot van een aroma van rucola en het vette uitzicht zijn we al gauw de groeve uit en op weg naar het haarspeldbochtenpaadje dat we gisteren af mochten dalen. Zeker met stijve beentjes wordt dat een pittig klimmetje, en de gedachte dat we hier straks nog een keer omhoog mogen, druk ik zo snel mogelijk weg. Op een rustig dribbelpasje lopen we naar boven. Het gaat eigenlijk verrassend goed, maar ik ben stiekem toch wel blij dat we nu een stukje vlak mogen lopen. Als we even later het bos in duiken, mogen we zelfs even afdalen en dat is precies genoeg om mijn benen bij te laten komen voor de volgende klim.

We slingeren door het bos richting het Jekerdal. Tot nu toe gaat het klimmen nog redelijk soepel, en het afdalen is helemaal genieten, maar als ik het parcours een beetje ken, ligt ons aan de andere kant van de Jeker een leuke verrassing te wachten: de klim naar de Apostelhoeve. Zodra we bij Hoeve Nekum het bos uit komen en de Jeker over zijn gestoken, ligt de klim al voor ons te schitteren in de zon. Een vrolijk gekleurd lint van lopers voor ons markeert precies waar de route straks als gaat. Alleen de aanblik al zorgt ervoor dat mijn benen beginnen te protesteren, en de opkruipende gedachte dat we hier straks nog een keer omhoog moeten slepen maakt dat niet beter. ‘Oké, Rianne, schouders eronder en gaan’, mompel ik tegen mezelf en ik begin in een dribbeltempo omhoog te hobbelen. Ongeveer halverwege lijkt een powerhike toch efficiënter en schakel ik daarop over, maar met een beetje doorbijten zijn we eigenlijk ook zo boven.

De klim naar de Apostelhoeve. Het ziet is misschien vrij onschuldig uit hier, maar geloof mij, dit is een heel vervelend klimmetje

‘Zie’, zeg ik tegen mezelf, ‘je kunt dit best, dat negatieve gedoe is nergens voor nodig. Wat als je nou gewoon besluit dat je dit wél kunt?’ Best een goed idee van mezelf, want de komende kilometers gaan met die nieuwe mindset eigenlijk best wel lekker. De route leidt ons langs Opkanne en met een technische afdaling naar Chateau Neercanne. Na een leuk rondje door de kasteeltuinen, mogen we meteen de helling waar we net af kwamen weer op. Hoewel ik in eerste instantie voel goede moed begin te dribbelen, schakel ik bij een steile houten trap toch maar over op de powerhike. Al zigzaggend – zowel horizontaal als verticaal – rennen we ineens weer op een kalkgraslandje, waarover de route nog even steil omhoog klimt. Het uitzicht over het Jekerdal is hier echt heel gaaf, wat het net iets makkelijker maakt om dit bultje te bedwingen. Met een ruime bocht draaien we even later onder het graslandje door richting de eerste verzorgingspost van deze route.

Leuk stukje langs Chateau Neercanne
Uitzicht vanaf het uitkijkpunt boven het kasteel op Kanne

Eten is vandaag weer een uitdaging, dus ik ben erg blij met het bekertje cola dat ik al wandelend achterover kan slaan. Ik forceer daarna nog even een winegum naar binnen en begin dan maar weer te hobbelen. Aan de andere kant van het dal ligt D’n Observant al op ons te wachten, maar ondanks dat mijn benen er niet soepeler op geworden zijn gaat het lopen nog wel redelijk. So far, so good denken we dan maar. Via een bosrand en een keer lichtelijk klimmen en dalen, passeren we de Duivelsgrot en begint het venijn van de route pas echt. Ik probeer me het parcours van gister nog een beetje te herinneren, zodat ik een beetje weet wat me qua klimmen nog te wachten staat. En ook vooral niet te denken aan dat we straks dus nog een keer moeten. Ik weet het, ik zeur, maar toch. Stiekem ben ik ook best wel benieuwd hoe dit mentaal gaat uitpakken, als we straks bij de finish zijn en niet onder de boog door mogen lopen, maar vlak voor de eindstreep linksaf moeten.

Zo in mijn gedachten verzonken, hebben we er zowaar weer een beklimming op zitten en duiken we het bos op de oostelijke flank van D’n Observant in. Lekker koel! En hoe pittig het klimmen hier ook is, stiekem is dit het favoriete deel van de route. Voordeel; we mogen straks nog een keer! Oké, nu houd ik er echt over op, belooft! Het laatste stuk naar de top van D’n Observant is als vanouds steil. Te zien aan de glad getrapte helling, zijn hier al aardig wat andere deelnemers langs omhoog geploeterd. Voor het eerst vandaag ben ik eigenlijk wel blij met de warmte en droogte van de afgelopen dagen. Had het geregend, dan was het klimmen hier een heel ander verhaal geweest. Op handen en voeten, en me half optrekkend aan een paar boompjes zoek ik mijn weg naar boven. Een klein – iets normaler – paadje later staan we op D’n Observant, waar we nog even snel een gelletje naar binnen werken voor we aan de afdaling terug naar het start-finishterrein beginnen.

Het afdalen gaat eigenlijk heerlijk; het lijkt een beetje vanzelf te gaan, en terwijl de geluiden van de finishende deelnemers steeds duidelijker te horen zijn, probeer ik mezelf daar volledig van af te sluiten. Ik wilde dit zelf, en we kunnen tenminste lopen nu, dus hup! verstand op nul en gaan. De pijl die zo’n 25 meter voor de finish opgesteld staat is daarbij ook onverbiddelijk: links. Dat doen we braaf, en ineens lijkt het alsof we alleen op de wereld zijn. Weg zijn, op 1 andere dame na, alle andere deelnemers. Waar je eerst op het parcours nog wel wat andere gekleurde shirtjes zag lopen, is er nu in geen velden of wegen iemand te bekennen. Bij de tweede verzorgingspost pak ik nog even snel een bekertje cola, en hobbel dan weer snel achter Tim aan. Laatste ronde!

Terwijl we opnieuw aan het zigzaggende deel omhoog achter het ENCI-meer beginnen, probeer ik vast even een reep naar binnen te werken, maar hoe ik ook kauw, het lukt me amper om m weg te krijgen. Damn! Dit is niet goed. Ik weet dat gelletjes alleen niet genoeg gaan zijn, dus ik probeer zo goed en zo kwaad als het gaat de reep weg te werken. Ondertussen heb ik mijn dribbelpasje omhoog ingeruild voor een powerhike omhoog. Als we eindelijk boven zijn, heb ik ook het gevecht met de reep gewonnen. Welkom terug, dribbelpas!

Het duurt even maar dan zit ik weer in mijn ritme. Inmiddels is het flink warmer geworden, en begin ik mijn benen wel wat te voelen, maar so far so good. De klimmetjes kom ik nog rennend op, dus ik ben al lang tevreden. De afdaling naar de Jeker gaat ook weer goed, maar dan ligt daar weer die fijne klim naar de Apostelhoeve weer te wachten. Vol goede moed begin ik daar nog rennend aan, maar daar stap ik vrij snel vanaf. Mijn benen beginnen behoorlijk verzuurd aan te voelen, en we hebben nog wel een stukje te gaan. Boven betrap ik mezelf erop dat ik iets langer doorwandel dan tijdens het eerste rondje, en ik moet mezelf lichtelijk dwingen om op zijn minst een dribbelpas in te zetten. Al kauwend op een winegum lukt het toch om mijn ritme weer enigszins terug te vinden en zowaar nog iets dat lijkt op vast voedsel binnen te krijgen. Mijn lichaam lijkt zich erbij neer te leggen dat dit nog wel even gaat duren. De pijn van mijn verzuurde benen krijgt een plekje ergens in een donker hoekje in mijn hoofd, en langzaam maar zeker begin ik weer te genieten van het lopen. De omgeving is super gaaf onder de strak blauwe lucht. Met een beetje fantasie loop je ergens in Zuid Frankrijk.

Veel tijd om verder te dagdromen heb ik alleen niet, want voor ik weet zijn we weer bij de technische afdaling naar Chateau Neercanne. Tijdens die afdaling vind ik het stiekem best fijn dat we hier al eens gelopen hebben, want ik weet nog precies waar hier de heikele punten zitten. Niet dat dat voor de snelheid nog heel veel gedaan heeft, want mijn benen hadden er inmiddels een eigen mening over, maar ik loop dan toch altijd net iets anders naar beneden. De klim vanaf Neercanne doet serieus pijn. Het dribbelpasje van het eerste rondje is volledig weg, en ik voel me meer een dronken pinguïn die zich op een ijsschots omhoog probeert te hijsen. Met een gewicht van 100 kilo aan zijn pootjes. Naar beneden, daarentegen, gaat om de een of andere reden fantastisch, maar dat zal een dronken pinguïn waarschijnlijk ook nog steeds prima kunnen. Vooral die 100 kilo zouden daarbij nog wel eens een voordeel kunnen zijn.

Vlakbij de verzorgingspost zie ik zowaar ineens weer een paar gekleurde shirtjes voor ons; een paar mannen en een dame die zich op een rustig tempo richting de tafeltjes met cola en versnaperingen bewegen. Als een duveltje in een doosje dringt zich een gedachte in mijn hoofd naar voren. ‘Je staat vierde, he? En daar loopt een dame, dus als je die nou voorbij gaat…’ De pinguïn is ineens weer nuchter en verlost van het extra gewicht. Ik versnel een beetje en we komen net iets na het groepje lopers bij de verzorgingspost aan. Terwijl ik mijn derde bekertje cola achterover sla, zit Tim me een beetje verbaasd aan te kijken. ‘Zullen we verder?’ en ik begin vast weer te lopen. Tim graait nog snel een paar nootjes van een van de tafeltjes en komt me achterna. ‘Wat heb jij ineens?’ ‘Nou, we zijn die dame nu voorbij toch? Niet dat het iets uitmaakt, maar…’ ‘Maakt niet uit, gewoon lopen!’ Aangemoedigd door de verkeersregelaars die ons weer naar de andere kant van het Jekerdal begeleiden, zetten we het weer op een hobbelen.

Onderweg naar de westelijke rand van het ENCI-bos worden we enthousiast aangemoedigd door een aantal wandelaars. Daar krijg ik stiekem toch altijd een beetje vleugels van. Met een glimlach op mijn gezicht zet ik een kleine kilometer later mijn tanden in de beklimming van de Wijngaardsberg. Mijn benen kunnen daar alleen niet zo hard meer om lachen, en steken na de Duivelsgrot toch echt een stokje voor de volgende rennende beklimming. ‘Alez, ‘t is ook veel te warm om te rennen he?’ zegt een man die onderweg in de schaduw staat te kijken. ‘Dat is helemaal waar!’ antwoord ik, waarna ik tegen Tim ‘bij die boom weer aan de hobbel?’ mompel. Tim mompelt iets bevestigends terug en als we uit het zicht van de man zijn, beginnen we toch maar weer aan een soort van looppas. Het parcours loopt hier voor een groot deel door het bos, waardoor we gelukkig in de schaduw kunnen lopen, maar vlak voor we weer aan de beklimming van D’n Observant beginnen, krijgen we nog een klein stukje langs een weiland en vol in de zon voor onze kiezen. Qua afstand zal het misschien 500 meter geweest zijn, maar we lopen op dat moment volledig in de luwte, dus de warmte hakt er even flink in. Er staat niet eens zo gek veel wind, maar het kleine beetje dat er staat mis je dan toch.

Het bos daarentegen is meteen weer een verademing. Op de kleine slingerpaadjes die eerst nog een beetje vlak en naar beneden lopen, probeer ik weer een beetje bij te komen en me op te laden voor de laatste kilometers. Dat gaat alleen niet helemaal zoals ik verwacht had, want een gemene steek in mijn middenrif lijkt maar niet weg te willen gaan. Ik vertraag nog iets in de hoop dat ik een iets ontspannener houding aan kan nemen, maar dat lijkt niet te helpen. Wandelen dan maar even. Gefrustreerd zet ik een powerhike in, terwijl de dame van net bij de verzorgingspost me vrolijk voorbij rent. Gevolgd door een andere dame met, gelukkig voor mij, een startnummer voor alleen de 32km. Inmiddels heeft Tim ook in de gaten dat het niet zo goed gaat. ‘Wat is er? Je liep net zo lekker.’ ‘Hele erge steek in mijn middenrif lijkt het.’ Het blijft even stil achter me. ‘Moet je even rekken anders?’ Ik probeer mijn bovenlichaam zo recht mogelijk te houden, maar het lijkt niet echt veel uit te halen. En in alle eerlijkheid heb ik ook geen flauw idee hoe ik in vredesnaam mijn middenrif op moet rekken.

Toch maar weer rustig aan hardlopen. Het is nog hoogstens 4 kilometer, dus zo lang moet ik dan maar even door de pijn heen bijten. Als ik opkijk, zie ik nog net dat de dame van zojuist een afslag mist. ‘Mevrouw! We moeten rechts!’ Een verbaasde blik over haar schouder ziet hoe ik naar het gele pijltje naar rechts gebaar. ‘Oh, bedankt! Gaat het?’ Ik mompel iets terug over die steken, en probeer aan te haken. ‘Dat is vervelend! Sterkte!’ En weg is ze weer. Ik zucht, laat ook maar. Er zijn in geen velden of wegen meer mensen te bekennen en daarbij was zij niet een van de mensen die nummer 1, 2 of 3 staat, dus dat alle kleine hoop op een podiumplaats gaat op dat moment op enkele reis naar de prullenbak. De steken lijken het ergst te zijn als ik afdaal, wat betekent dat de klimmetjes vrij pijnloos verlopen. Terwijl ik zo ontspannen mogelijk probeer door te ademen tijdens het afdalen, besluit ik die laatste kilometers – voor zover dat kan met dat laatste stukje killer-klim straks – maar gewoon te genieten van de omgeving en het lopen hier.

Onderweg raken we nog een beetje aan de praat met een mede-survivalatleet, en voor ik er erg in heb, hebben we het eerste deel van de steile klim gehad. En verrassend genoeg ook de dame weer bijgehaald. Op de een of andere manier gaat het klimmen me net iets beter af, en ik kan haar weer passeren. Het zal me waarschijnlijk qua podium niets opleveren, maar ik ben nu vastbesloten deze voorsprong vast te houden. Bovenop D’n Observant drukt Tim me nog snel een winegum in mijn handen. ‘Alleen nog naar beneden nu, zet m op he?’ ‘Ach, dat maakt toch niets meer uit’ ‘Gewoon lopen!’ Met een knipoog duwt hij me vast in de richting van de pijltjes. Ik moet lachen. Oké dan!

De trap af gaat nog een beetje ingehouden, maar als we op het brede pad weer in de richting van de Duivelsgrot afdalen, versnel ik voorzichtig steeds een beetje meer. De steken in mijn middenrif zijn tot een zeurend gevoel weggetrokken, en daarmee dus goed te negeren. Vast niet de beste oplossing, maar het is even niet anders. Op dit deel van het parcours strekt het pad zich vrij recht uit, waardoor je niet alleen alle eventuele obstakels op het pad ver van te voren ziet en daardoor vrij ontspannen naar beneden kunt rennen, maar je ook ineens veel meer andere deelnemers op het parcours ziet. Zo alleen blijken we dus helemaal niet meer te lopen. Langzaam maar zeker beginnen we wat mensen in te halen, maar de dame van net zit nog wel redelijk dicht achter ons.

Als het parcours weer heel iets begint te klimmen, lijkt het meteen of mijn benen helemaal vol lopen. Bijna evenredig daarmee lijkt ook de frustratie weer toe te nemen. En daar zijn ook de steken weer. Terwijl mijn voeten maar gewoon door tikken op de grond, ben ik eigenlijk gewoon geneigd om het op te geven. Laat maar, dit wordt m niet meer. Ik grom en vertraag, wil eigenlijk gewoon gaan wandelen, maar dat laat Tim achter me niet gebeuren. ‘Lopen jij!’ Die aansporing is genoeg om me uit mijn gedachtenspiraal te halen. Met een scherpe bocht draaien we de laatste kilometer naar de finish op. Beneden staat de finishboog, ik hoor het gegalm van de speaker, her en der staan wat gefinishte lopers de rest van het veld (in dit geval ons dus) aan te moedigen, en ik besluit alles gewoon te negeren en maar gewoon te gaan lopen voor wat ik waard ben. Ik versnel, hoor alleen Tims voetstappen achter me en focus op de boog beneden. Mijn benen voelen als twee rubbertjes, mijn middenrif protesteert met alles wat ie in zich heeft, mijn ademhaling raspt door mijn keel, en het zweet prikt in mijn ogen tot er een mix van zweet en tranen langs mijn wangen naar beneden rollen. Het kost me moeite om me daar overheen te zetten, maar de boog komt steeds dichterbij en ik hoor alleen Tim nog achter me. Doorlopen!

Ik kan niet meer, en het maakt me ook helemaal niet meer uit of ik nog gepasseerd wordt, als ik er maar ben. Als ik maar onder die boog door ben en ergens neer kan ploffen. Zo’n heuveltraining, 14 kilometer gisteren en dan vandaag nog dit, zo vlak na ons avontuur in Oostenrijk, is misschien niet het beste idee ooit. Beneden maakt het pad plaats voor de lompe keien uit de steengroeve. De ideale ondergrond om nog even lekker door je enkels te gaan. Ik probeer iets meer op mijn voorvoeten te lopen om dat te voorkomen, en in een laatste eindsprint stort ik mezelf onder de finishboog door. Tim heeft schijnbaar iets ingehouden, waarvoor weet ik niet. Ik klap dubbel en terwijl ik voorovergebogen uit sta te puffen in een verlaten finishvak, hoor ik iemand mijn naam roepen. ‘Rianne?’ Ik kijk op. ‘We moeten nog even wachten op die dame achter je, maar als het goed is ben je derde.’ Vol ongeloof staar ik Raymond, de organisator, aan. ‘Wat..?’ Inmiddels heb ik mezelf weer overeind gehesen en strompel naar Tim, die zichzelf vol staat de proppen met cake. ‘…ik ben… derde…?’ ‘ZEI IK TOCH?!’ roept Tim terwijl me zo’n beetje plat drukt.

Laatste ‘sprint’ naar de finish

Een paar minuten later sta ik toch echt op het podium, waarvan de tredes keurig 1,5 meter uit elkaar staan. Terwijl de dames 1 en 2 er alweer helemaal fris en fruitig uitzien, sta ik nog in mijn ‘race’-kloffie bij te komen van wat me zojuist overkomen is. Ik weet me ook niet zo goed een houding te geven eigenlijk. Er finishen nog steeds mensen (achteraf de uitslagen bekeken waaruit bleek dat we helemaal niet per se achteraan in het deelnemersveld liepen), maar verder is het terrein praktisch leeg. Tim is nog steeds aan het eten en de rest van de mensen die hier rondlopen ken ik niet, of niet goed genoeg om lang aan te gaan staren. Maar uiteraard ben ik blij. Super blij zelfs. Ik moet echt moeite doen om niet als een klein kind te staan juichen op m’n derde trede. Dat mag ik niet van mezelf, want die andere twee supervrouwen waren een heel stuk sneller dan ik en dan dringt de gedachte ‘als er andere dames mee hadden gedaan, was je echt geen derde geweest’. Maar aan de andere kant, er waren wel degelijk meer dames die meededen, en daarbij; je moet het altijd eerst nog maar wel lopen. Terwijl ik in de lens van een paar camera’s kijk, verdring ik de twijfels en tover ik een trotse glimlach op mijn gezicht. Ach, wat boeit het ook. Hup, armpjes nog een beetje omhoog. Tegen alle verwachtingen in, toch maar mooi geflikt! Sint Pietersbear Trail, tot volgend jaar!

YES, DERDE!!!!
Trots op!

<<terug