13 Summits Sky Marathon 2020

22 augustus 2020

Het is nog veel te vroeg als ik rillend naast Tim naar het start-finishterrein in Saalbach loop om onze startnummers op te halen. De eerste zonnestralen kruipen voorzichtig over de bergtoppen die ons omringen en toveren de nachtelijke hemel langzaam maar zeker in een stralend blauwe lucht. Vanmorgen voorspelde het weerbericht toch echt nog onweer en regen, maar daar is op dit moment nog niet veel van te zien. Terwijl ik de omgeving nog eens in me opneem, valt mijn blik op een plukje schapenwolkjes in het zuidwesten. Ze zien er vrij onschuldig uit, maar ergens in mijn hoofd gaat al wel een belletje rinkelen. Veel tijd om daar echt over na te denken heb ik niet, want we staan inmiddels bij de tent met de startnummer-uitgifte. Na een korte uitleg half in het Engels, half in het Duits over de startprocedure en het verloop van de race, hobbelen we weer terug naar de auto om ons verder klaar te maken voor de start.

In principe was het vanwege de voorspelde regen de bedoeling dat de langzamere lopers vanaf 6.30 uur starten, en de snellere lopers vanaf 7.00 uur. Van de organisator mochten we zelf kiezen wanneer we in dat tijdsbestek willen starten, en omdat we niet heel veel zin hadden in regen en onweer onderweg, besloten we maar zo vroeg mogelijk te starten. Om 6.45 uur staan we bepakt en bezakt bij de startpoortjes aan de voet van een skipiste. Er zijn nog verdacht weinig mensen die nog moeten starten (eigenlijk na ons nog 1 persoon). De mensen van de organisatie zijn uit volle borst de laatste persoon voor ons aan het aanmoedigen, en omdat we daar allebei een beetje onrustig van worden, beginnen we daar maar zo snel mogelijk achteraan te rennen. De organisatoren kijken een beetje warrig, maar beginnen dan weer te juichen. Ik lach een beetje ongemakkelijk terug en begin mezelf aan mijn stokken over de skihelling omhoog te hijsen. We zijn amper 300m onderweg, of mijn benen voelen aan alsof ze in brand staan. Damn, wat steil dit!

We zijn gestart!
Op naar de top van de Schattberg!

Terwijl het zweet in straaltjes langs mijn hoofd naar beneden loopt – hoezo dacht ik net dat het koud was? – strompel ik de gravelweg bij het Mittelstation Schattberg skistation op. De route is hier gelukkig een klein stukje vlak, zodat we een beetje bij kunnen komen. Die rust is echter van korte duur, want als het het skistation goed en wel voorbij zijn draaien we met een scherpe bocht een klein paadje op en beginnen we direct weer te klimmen. Al slingerend door een dennenbos worden we langzaam maar langs een aantal adembenemende uitzichtpunten omhoog en terug naar de skipiste geleid. Zodra we terug op de piste zijn, zakt het tempo behoorlijk en ik moet mezelf echt even streng toespreken om ritme te blijven houden. ‘Kom op, Rianne, hier komt een eind aan.’

Nog wat lokale toeschouwers

Na nog eens 20 minuten in gevecht met de zwaartekracht en mijn eigen hoofd zet ik eindelijk voet op de kronkelende gravelweg naar het Schattberg skistation. Aangemoedigd door twee fotografen van de organisatie en een vrijwilliger bij de foodstation dribbelen we het laatste stukje omhoog. Het uitzicht boven is echt super gaaf, en ik ben op dat moment te afgeleid door de omgeving dat ik nog net de dextro die de vrijwilliger in mijn handen propt, opeet. Ik kan niet wachten om verder te lopen en de rest van het gebied te ontdekken. Tim maakt nog snel wat foto’s en dan zijn we onderweg naar de volgende Summit, de Mittelgipfel.

1000 hoogtemeters in 3,3 kilometer is serieus steil, maar het uitzicht vanaf de Schattberg is het absoluut waard!
Op naar de Mittelgipfel

Ook dat is op het laatst nog even een gemeen steil klimmetje, maar dan mogen we beginnen aan een supergave afdaling die ons via de Westgipfelhütte naar de Stemmerkogel leidt. Ik begin een beetje in mijn ritme te komen, en terwijl we de eerste mensen in beginnen te halen, begint mijn zelfvertrouwen weer een beetje terug te komen. We lopen in elk geval niet meer helemaal alleen. Terwijl ik vanaf de Stemmerkogel weer aan de volgende afdaling begin, moet ik echt mijn best doen om te blijven kijken waar ik mijn voeten neerzet zodat ik niet onderuit ga. De lucht is nog steeds strakblauw, het is best wel warm zo vol in de zon, en als je zo over de bergtoppen kijkt, heb je echt het gevoel dat je op het dak van de wereld staat. Zo gaaf!

Alsof je op het dak van de wereld rent…

De beklimming van de Saalbachkogel gaat ook nog wel lekker (de afdaling daarna helemaal), maar als we aan de beklimming van de Hochkogel beginnen, merk ik dat dat ene dextrootje toch echt veel te weinig was net. Gefrustreerd door mijn eigen stommiteit begin ik vast te klimmen, terwijl Tim snel zijn hemdje verwisselt voor een thermoshirt. Er staat inmiddels een fris windje, en op zich snap ik wel dat hij even iets anders aan wil. Maar in plaats van dat ik van de gelegenheid gebruik maak en gelijk even iets eet, stamp ik door. Ergens in mijn hoofd zegt een stemmetje, ‘je bent geen top-atleet, dus je hebt al dat eten niet nodig. Daarbij, reserves genoeg en geen honger, dus klimmen met die handel’. Eigenwijs en boos klim ik verder. Te horen aan het geritsel achter me heeft Tim wel een reep gepakt. ‘Moet je niet ook even iets eten?’ ‘Nee… (hijg) ik pak… (hijg)… straks wel… (hijg)… als we… (hijg) boven zijn.’ Aan de stilte kan ik zo’n beetje horen wat Tim denkt, maar ik ben te erg bezig met geïrriteerd zijn en zo snel mogelijk naar de top proberen te komen dat ik er weinig aandacht aan besteed.

Top van de Saalbachkogel
Afdaling en klim naar de Hochkogel (links)

Een stel wandelaars begint ons enthousiast aan te moedigen als we ze passeren, en het uitzicht is nog steeds veel te gaaf om lang boos te blijven. Als ik even later een fotograaf enthousiast naar ons hoor juichen, kan ik eigenlijk alleen maar lachen. ‘Boven neem je echt iets te eten’, beloof ik mezelf. Maar boven ben ik alweer bezig met de afdaling die voor me ligt, en na een paar slokjes water en sportdrank begin ik aan de technische klim naar beneden. Van de fotograaf hebben we net gehoord dat de route naar de Hochsaalbachkogel weliswaar niet zo hoog, maar wel een serieuze klim is. En dat wordt na twee haarspeldbochtjes meteen duidelijk. Klauterend over rotsblokken banen we ons een weg naar beneden, om vervolgens via een staalkabel weer omhoog te klimmen. Wat vet! Als we op de Hochsaalbachkogel staan, prop ik toch maar snel een winegum naar binnen. De afdaling is eigenlijk net zo stijl en technisch als de klim omhoog. Ik ben normaal echt wel van de afdalingen, maar bij deze ben ik best wel blij dat ik de staalkabel af en toe kan grijpen om te voorkomen dat ik mijn weg naar beneden verder glijdend vervolg.

Bijna boven, en dan kan er toch nog een lachje vanaf. (foto: Daniel Roos)
Boven! Damn, deze beklimming was zwaar! (foto: Daniel Roos)

Zodra we de afdaling achter de rug hebben, mogen we ons meteen weer opmaken voor de beklimming van de Bärensteigkopf. De klim duurt tergend lang en klimt echt vervelend steil omhoog. Mijn benen zijn er inmiddels behoorlijk klaar mee, en hoeveel ik ook probeer te drinken, de kramp in mijn kuiten gaat niet weg. Nog maar een winegum en doorbijten dan maar. In de verte begint zich nu toch wel een wolkendek te vormen, maar dat lijkt nog ver genoeg weg om echt een bedreiging te vormen. Ik klem mijn tanden op elkaar en probeer een goed ritme te vinden om naar boven te lopen. Als we eindelijk boven zijn, voel ik me een beetje trillerig en geef ik eindelijk toe aan de signalen van mijn lichaam dat de tank behoorlijk leeg is. Ik breek een muesli-reep doormidden, geef een helft aan Tim en begin te kauwen op de andere. Maar zoals altijd als ik te lang gewacht heb met eten, krijg ik de reep met moeite weg. Omdat hardlopen en eten al helemaal niet lukt, zet ik maar een stevige wandelpas in terwijl het uiteindelijk lukt om de reep op te kauwen. Oké, rennen maar weer.

Via een slingerende singletrack hobbelen we richting de volgende klim; de Manlitzkogel. Halverwege die klim zou eerst nog een verzorgingspost moeten zijn, bij de Rabenkopf schuilhut. Het is opnieuw even doorbijten voor we bij de verzorgingspost aankomen. Bij de schuilhut staat een berggids te telefoneren bij een opklapbankje en een flinke voorraad energydrink. Hij gebaart dat we wat te drinken mogen pakken, en begint zijn gesprek af te ronden. Ik kijk nog enigszins vertwijfeld naar de blikjes vloeibare kauwballen die voor mijn neus staan te wachten, maar besluit er dan toch maar eentje op te drinken. Misselijk ben ik toch al, en alle voedingsstoffen die ik op dit moment binnen kan krijgen grijp ik maar gewoon aan. ‘Ok guys, you can go to the next station, which is past Mittagskogel and then the race will be cut off.’ Het blikje blijft halverwege mijn mond steken. ‘I’m sorry?’ Ik staar ietwat ongelovig naar de berggids. ‘Yes, it’s because of the bad weather. We don’t want you to run in the clouds.’ En hij wist naar het noorden. Mijn blik volgt zijn arm en inderdaad, daar hangt een behoorlijk front. Ik had de wolken wel redelijk in de gaten gehouden, maar was de laatste kilometers vooral bezig met lopen en het misselijke gevoel verdringen.

De afdaling van de Hochkogel wordt uiteindelijk minstens zo pittig als de beklimming.
Tim op het laatste stukje met een staaldraad omhoog
Nog even van het uitzicht genieten voor we ons opmaken voor de Bärensteigkopf
Technische afdaling
Beklimming van de Bärensteigkopf
Uitzicht vanaf de Bärensteigkopf
In de verte begint de lucht al wel te betrekken

Ik stuur mijn moeder nog even snel een appje om haar op de hoogte te stellen van de situatie hier. Met een foto van het wolkendek. ‘Dat is denk ik wel de juiste beslissing. Ik zie daar een rolwolk’ is het antwoord. Ik kijk nog een keer. Damn, inderdaad, dat ziet er niet best uit. Het begint ook harder te waaien en als ik langs de helling omhoog kijk, is de top van de Manlitzkogel omhoog kijk, is de top niet eens meer te zien. Snel trek ik vast mijn regenjack aan. Het helpt in elk geval tegen de wind, en ik heb geen zin om eerst nog even nat te regenen en het zo nog kouder te krijgen. Voor ons zie ik nog net een andere loper in de wolken verdwijnen. En terwijl de wind nog iets verder aantrekt, zet ik de achtervolging in. Als het goed is, nog twee toppen en dan zijn we klaar. Heel eerlijk gezegd, vind ik dat op het moment niet eens zo heel erg.

De naderende wolkenlucht
Iets verder omhoog is het zicht toch echt weg.
De top van de Manlitzkogel is ook echt niet meer zichtbaar

Het is koud, winderig en de mist heeft het zicht teruggebracht naar een meter of twintig als we vlak voor de top van de Manlitzkogel de loper die ik zojuist zag voorbij gaan. We lachen bij het passeren een beetje onwennig naar elkaar en verdwijnen eigenlijk net weer in onze eigen wereld als Tim’s telefoon gaat. ‘YES HELLO?!…YES ENGLISH…’ buldert Tim boven de wind uit in zijn telefoon. Na een paar keer ‘yes’ and ‘okay’ hoor ik Tim ‘okay, we will stick together… YES WE WILL STICK WITH HIM’. De andere loper, een Duitser genaamd Johann, heeft zich inmiddels weer bij ons gevoegd. Johann kijkt me verward aan; ‘Do you know where we are?’ Terwijl Tim zijn gesprek met de organisatie afrond, weet ik even niet zo goed wat ik met Johann aan moet. Ik zit er zelf eigenlijk behoorlijk doorheen op het moment, laat staan dat ik nog veel energie over heb om hem er bovenop te helpen. Oke, Rianne, smile. ‘Well, we are around here. Just below the top’ en ik wijs naar het hoogteprofiel op zijn startnummer. ‘Ah, oke’ zegt Johann. ‘Just one more top until the next foodstation’ en ik probeer er zo vrolijk mogelijk bij te lachen. Johann kijkt miserabel. Inmiddels is Tim klaar met bellen. ‘Goed, we hadden beneden dus een GPS moeten krijgen, maar die hebben we niet, dus ze zijn ons kwijt. Die man was behoorlijk in paniek en vroeg of we toch alsjeblieft bij hem wilden blijven’ en hij gebaart naar Johann. ‘De rest van de weg?’ stamel ik. ‘Nou ja, voor zolang het duurt. Die verversing is niet ver meer toch?’

Nadat we Johann op de hoogte van deze ontwikkeling hebben gebracht, zetten we ons weer in beweging. Het resterende stukje naar de verversingspost ben ik eigenlijk vooral bezig met ons groepje bij elkaar houden, niet vallen en bij elke bocht hopen dat de verversingpost aan de andere kant is. We halen nog een loper in, en aan het eind van de afdaling van de Mittagskogel staat dan eindelijk de verversingspost. De finish van vandaag. Het is mooi geweest, het weer is duidelijk aan het omslaan, en ik heb er wel vrede mee dat de race vandaag hier eindigt. Alleen zie ik toch echt lopers aan de beklimming van de Geißstein beginnen. ‘Tim… de race zou hier toch stilgelegd worden? Ik zie daar gewoon nog mensen omhoog lopen…’ ‘Oh, nou ja, we horen het zo wel’ Hmm, oké, bijzonder weer dit. Volledig in de veronderstelling dat we klaar zijn, zet ik in alle rust mijn stokken tegen het bankje naast de vrijwilliger en begin op mijn gemak een reep op te kauwen. Het zal nog wel een eindje lopen zijn naar Saalbach, dus een beetje extra energie kan vast geen kwaad.

De vrijwilliger weet echter niets van het aflassen van de race en deelt ons doodleuk mee dat we alleen de Geißstein niet helemaal op mogen. ‘Just follow the blue signs and you will be fine.’ Vol ongeloof kijk ik hem aan, en ik weet eigenlijk niet of ik moet lachen of huilen. ‘What about the weather?’ vraagt Tim nog. De vrijwilliger kijkt even op zijn telefoon en maakt een ‘mwah’-gebaar met zijn hand. Ik hoorde de berggids van net toch echt over een naderende storm praten, en toegegeven, zo lekker zag de naderende lucht er niet uit. Alle omringende toppen zijn inmiddels verborgen in een wolkendek, maar echt onweer kan ik er nog niet uit opmaken. Ik mopper inwendig, grijp mijn stokken en zet kauwend op een dextro de achtervolging in op Johann die, in de overtuiging dat we hem wel weer in gingen halen, alvast aan de klim begonnen is. Eigenlijk is dat ook zo, maar ik heb eigenlijk helemaal geen zin om de rest van de route met hem op te trekken, dus ik houd expres een beetje afstand. Na twee bochten wordt de beklimming dusdanig steil, dat ik hem ook echt niet meer bij kan halen en ook de laatste loper die we voorbij gingen voor moet laten. Het is aan deze kant van de berg zo in de zon, uit de wind ook stekerig warm. En ergens in mijn achterhoofd begint zachtjes een alarmbelletje te tingelen.

Geißstein in de wolken

Terwijl we maar hoger en hoger blijven klimmen, komt de wolkengrens steeds dichterbij en blijft de uitspraak van de vrijwilliger – ‘we don’t want you to run in the clouds’ – nergens meer. Twee haarspeldbochten later bestaat onze wereld uit heel veel lichtgrijze lucht en is het zicht teruggebracht naar een meter of twintig. De blauwe markering leidt ons nog steeds omhoog, terwijl mijn frustratie inmiddels plaats heeft gemaakt voor boosheid. Op de onduidelijke communicatie, op mezelf omdat ik te sloom ben, op de berg dat we nog verder omhoog moeten, op de wereld eigenlijk. Om eerlijk te zijn vooral op mezelf, maar dat wil ik op dat moment niet toegeven. Als eindelijk de markering de splitsing tussen het laatste stukje naar de top van de Geißstein (volgens de reguliere route zou je dat naar de top en over hetzelfde paadje terug moeten en dan de afslag over de flank van de berg nemen) en de directe route onder de top door naar Toralm, de volgende verzorgingspost, aangeeft, zijn we al dusdanig hoog dat het nog 100 hoogtemeters naar de top is. Ik kijk Tim aan. ‘Volgens mijn horloge is het nog 100 meter omhoog naar de top en het hoogste punt van de race. Wat doen we?’ Tim ploft neer. ‘Eerst even wat eten.’ Oke, goed idee. ‘Ik heb er wel een beetje schijt aan nu, de wolken zijn nog gewoon wittig, en we hebben nog wel genoeg zicht. Laten we het gewoon proberen. Mocht het te heftig worden, dan gaan we gewoon terug.’ Tim knikt instemmend en even later zijn we onderweg naar boven.

Een kleine 10 minuten later staan we op de top van de Geißstein. Het uitzicht bestaat jammer genoeg voornamelijk uit wolk, maar het is toch best wel vet om hier te staan. We maken even snel wat foto’s en beginnen dan weer gauw aan de afdaling. Het pad dat we na de splitsing in moeten, is eigenlijk gevaarlijker dan het laatste stukje omhoog. Losse steentjes zorgen ervoor dat je eigenlijk meer glijdt dan loopt, en met niets om je aan vast te grijpen als je echt begint te glijden, is het echt oppassen geblazen hier. Als we eindelijk weer een beetje vastigheid onder onze voeten hebben, zijn mijn benen verandert in twee rubberen elastiekjes. We delen nog even snel een gelletje voor we aan het laatste technische stukje voor een vlakker stuk richting Toralm beginnen. Het paadje wordt steeds smaller en is op een gegeven moment niet veel breder dan een centimeter of 30 als we ons langs een enigszins uitstekend rotsblok moeten manoeuvreren. Uit voorzorg pak ik mijn stokken in mijn rechterhand en begin langs het rotsblok te traverseren. Er is nergens een handvat, dus dit is echt een balansact aan het worden. Voorzichtig schuifel ik verder. Tot mijn zonnebril, die ik aan de buitenkant van mijn trailvest heb gehangen om te voorkomen dat hij in mijn vest zou verbuigen of beschadigen, tegen de rots krast. Ik schrik en leun in een reflex naar achteren. En dat was precies genoeg om mijn evenwicht te verliezen. Terwijl ik achterover begin te vallen, besluit ik in een flits dat ik beter naar de wazige groene vlek onder me kan springen omdat ik dan waarschijnlijk beter terecht kom, en spring achteruit. Er flitst van alles door me heen, maar het meest substantiële is ‘shitshitshit, dit wil ik niet’.

Op de top van de Geißstein, allebei vrij kapot
Het bewuste punt, enkele momenten voor ik viel

Ongeveer twee meter later klappen mijn voeten als eerst op het stuk gras waar ik op gokte toen ik begon te vallen. Ik glijd een klein stukje, maar gooi mezelf in een reflex zo plat mogelijk tegen de rotswand aan en grijp met beide handen een flinke pluk gras. Mijn zonnebril kraakt nog iets meer, maar ik lig stil. Voorzichtig kijk ik op naar Tim die als bevroren op het pad genageld staat. ‘Sorry!’ bibber ik, terwijl ik mezelf voorzichtig omhoog trek naar het pad. Nadat ik mijn stokken over de rand heb gesmeten, strompel ik zelf het pad weer op. ‘Gaat het?’ weet Tim inmiddels uit te brengen. ‘Nou… mijn enkel…’ Ik sta te trillen op mijn benen als ik voorzichtig probeer een stukje te lopen. Mijn linkerenkel doet verdomd zeer, maar ik kan er gelukkig wel op staan. ‘Niets gebroken, dus dat scheelt’, ik probeer zo luchtig mogelijk te klinken. Inmiddels is Tim zonder kleerscheuren voorbij het rotsblok geklommen. ‘Hier, eet even wat.’ Ik slik nog net een ‘ik hoef niets’ in en begin braaf aan een energyblok, terwijl ik leunend op mijn stokken verder loop. ‘De pijn in mijn enkel gaat vast zo weg’, mompel ik.

Als we het boulderfield uit zijn, staan we eindelijk op de relatieve vlakte richting Toralm. Voorzichtig probeer ik hard te lopen, maar als ik me vervolgens in mijn krampachtigheid verstap met – opnieuw – mijn linkerenkel laat mijn lichaam met een fikse pijnscheut weten dat dat absoluut geen goed idee is. Een powerhike dan maar. Langzaam lijkt de pijn weg te trekken naar een soort hoge mate van instabiliteit, en kan ik toch voorzichtig rennen. Zolang ik mijn voet recht kan neerzetten en afwikkelen gaat alles goed. Voornamelijk op mijn voorvoet lopen gaat eigenlijk het best, dus dat besluit ik dan maar te doen.

Het zicht is inmiddels nog verder verslechterd en de lucht staat op een gekke manier stil. Als we voor een beklimming weer terugschakelen naar een powerhike en ik echt niet veel verder dan een meter of 5 voor me kan kijken, werp ik een blik op mijn horloge. Nog 20 kilometer, dus dat zou nog zo’n 4 uur zijn als we alleen maar wandelen. Dan halen we de tijdslimiet, maar dat betekent wel dat we nog 4 uur in deze omstandigheden zitten. Aangezien we middenin een dikke wolk staan, kunnen we dus ook niet zien wat het weer nog voor ons in petto heeft. Echt hardlopen zit er niet meer in, want mijn enkel voelt dusdanig instabiel dat ik niet met vertrouwen op tempo af durf te dalen. ‘Tim, ik weet niet wat jij ervan vindt, maar als we zo bij Toralm zijn, stop ik ermee. Dit is geen doen zo. Ik loop niet lekker en ik kan ook totaal niet zien wat het weer nog gaat doen. Het is goed zo.’ Het is even stil achter me. ‘Ja, het is heel jammer, maar ik ben het wel met je eens.’

De route klimt nog een paar keer, en dan draaien we het bergweggetje naar Toralm op. Meteen is de ondergrond egaal genoeg voor een rustig hardlooptempo waarbij ik met geen zorgen hoef te maken voor een eventuele verstapping. Het voelt goed om even weer te rennen en het vertrouwen in mijn lichaam weer een beetje terug te krijgen. Als Tim heel even een sanitaire pauze inlast, horen we allebei een vaag gerommel. We volgen op dat moment een stroompje, dus ik doe het in eerste instantie af als een steen die door het water meegenomen wordt naar beneden, maar als we even later een soort bolletje zien knipperen in de wolken gevolgd door gerommeld is het vrij duidelijk dat dat geen steen was. ‘Ja, onweer. We kappen er sowieso mee.’ Tim is resoluut en begint weer aan te zetten. Voor mij was er überhaupt geen twijfel meer over stoppen of doorgaan, en zo snel als mijn enkel het toelaat, ren ik achter hem aan.

Niet veel later doemt de boerderij Toralm op in de mist. Ik probeer nog even snel wat te eten te pakken, terwijl Tim de mensen daar vertelt dat we ermee ophouden. Nadat hij drie keer heeft geprobeerd het noodnummer van de organisatie te bellen (drie keer de voicemail), besluiten we zelf maar gewoon naar beneden te gaan lopen. Er zijn op dat moment twee wandelaars die onderweg naar boven zijn, die we direct maar waarschuwen voor het onweer. In eerste instantie vervolgen ze hun weg naar boven, maar keren bij de volgende flits en rommel toch maar om. Nadat we de mensen van de boerderij om de weg hebben gevraagd, willen Tim en ik eigenlijk net beginnen aan onze tocht naar beneden als de man van het stel wandelaars vraagt of ze met ons mee naar beneden mogen lopen. Tuurlijk, geen probleem! Eigenlijk ben ik daar stiekem wel blij om, omdat ik er bij het zien van hun tassen eigenlijk vanuit ga dat ze vast een kaart van de omgeving bij zich hebben. Dat blijkt helaas niet geval, en dat blijkt ook meteen de reden te zijn dat ze met ons mee willen lopen; ze hebben geen idee waar ze naartoe moeten.

Inmiddels belt de organisator Tim half in paniek op dat de race stilgelegd wordt vanwege een nadere onweersstorm en dat we onmiddellijk de berg af moeten. Terwijl Tim het gesprek afrondt, kijk ik eens om me heen. Daar staan we dan, de race is officieel voorbij, het weer is volledig omgeslagen, ik loop nog net niet mank, en we zijn een soort begeleidingsteam geworden voor een Oostenrijks echtpaar dat geen idee heeft waar ze precies zijn. De hele situatie is zo bizar aan het worden dat ik bijna in lachen uitbarst. Een flinke onweersrommel zet me meteen weer in de realiteit. ‘Are we all ready? Let’s go!’ zeg ik en begin te lopen. ‘Sorry, my English is not so good…’ begint de vrouw. ‘Ah okay, ich probiere ein bißchen in Deutsch’ Argh, mijn Duits is zo slecht! Lachen, Rianne! en ik glimlach een beetje dom naar de Oostenrijkers. En begin ons met de route-app van mijn Suunto naar beneden te leiden.

Onderweg naar beneden. De race is inmiddels stilgelegd en we zijn een beetje het begeleidingsteam van twee Oostenrijkers geworden.

Een uur later zijn we de wolken uit en lopen we in de richting van Lindlingalm, vanwaar een bus naar Saalbach gaat en de Oostenrijkers hun auto hebben geparkeerd. Heel stiekem hoop ik dat ze ons een lift aanbieden, maar als zij besluiten een paar haarspeldbochten af te steken, zijn we ze kwijt. Dag lift! ‘Als ze ons nu nog vragen, zeg ik uit principe gewoon nee’, moppert Tim over het verdwijnen van onze lift. Mijn humeur is inmiddels tot onder het nulpunt gedaald en mijn benen doen zo’n pijn dat ik echt niet veel harder dan een rustige wandelpas vooruit kom. Tot zover het op mijn voorvoeten lopen om mijn enkel te ontzien. Vlakbij Lengau, waar we de bus willen pakken, belt de organisator weer om te vragen of we alweer veilig beneden zijn. Daarbij wil hij heel graag dat we nog even langs het start-finishterrein komen zodat hij nog even kan zien dat we echt veilig zijn. Kunnen we ook meteen ons aandenken ophalen. Dat hele aandenken kan me gestolen worden op het moment, maar ik zet me daar toch maar even overheen. Nog 8 kilometer naar Saalbach volgens mijn telefoon, dus schouders eronder en gaan.

We zijn net goed en wel onderweg, als er een auto naast ons stopt. ‘Where are you going?’ Ik kijk op. Het zijn de Oostenrijkers van net. ‘Saalbach’, zeg ik. ‘Do you want a ride?’ vraagt de man aan Tim. ‘Wil je een lift?’ vraagt Tim me. ‘Eh ja, al moet ik op het dak van die auto in de skibox, die principes van je mogen overboord nu hoor’ ‘Yes, please’ zeg ik lachend tegen de Oostenrijkers. Niet veel later zijn we in een warme auto onderweg naar Saalbach, en hoeven we uiteindelijk alleen nog door een gigantische stortbui naar de finish te lopen. Zodra de hoek om komen en de organisator ons wil begroeten, breekt een enorme flits de wolkenlucht, gevolgd door een oorverdovende knal. ‘Fireworks! It’s for your finish!’ roept de organisator terwijl hij ons opgelucht en met gespreide armen tegemoet komt. Ondanks alles begin ik te lachen en ontwijk nog net een omhelzing. ‘We will come back next year for a proper finish’ lach ik verontschuldigend. Beter even niet nu, zo’n omhelzing.

Onderweg terug naar de camping probeer ik een beetje op een rijtje te krijgen wat er zojuist allemaal gebeurd is. Wat een bizar avontuur was dit! Maar ondanks dat we de race niet af hebben kunnen maken, ben ik best trots op wat we wel hebben kunnen lopen. Misschien dat de beklimming van de Geißstein die zo slim was, maar daardoor waren we uiteindelijk wel op een veilig punt om uit te stappen toen het onweer losbarstte. Alles bij elkaar was dit een hele gave ervaring (het uitzicht tijdens het eerste deel van de race vergeet ik nooit meer, zo vet!), een super training en een enorm leermoment. En dat is op dit moment voor mij net zoveel waard als het uitlopen van deze race. Maar, Saalbach we will be back!

<<terug