7 maart 2020
De ruitenwissers van onze huurauto draaien overuren als we via een weggetje dat maar net breed genoeg voor twee auto’s richting Leenane rijden. Een beetje gespannen tuur ik naar de lucht op zoek naar een andere kleur dan grijs. Misschien een heel klein beetje wit? Of blauw misschien? Ierland denkt daar vandaag duidelijk anders over. De toppen van de Maumturks Mountains hebben zich stevig in een dikke wolkenmassa gehuld, en zelfs de wind krijgt dat pakket niet uit elkaar. Dat belooft wat voor de race zometeen. Als we in Leenane aankomen, valt mijn blik op de schuimkoppen op het water van Killary Fjord. ‘Oh, gelukkig waait het niet zo hard…’
Terwijl de regen tekeer gaat op het doek van de gigantische koepeltent waar de kitcheck plaatsvindt en we onze startnummers mogen ophalen, sta ik met een klein groepje andere lopers te luisteren naar de uitleg van de Bad Weather Route. Het weer is veel te slecht, mega harde wind en regen, en de ondergrond te glibberig om ons over de eigenlijke route te sturen, dus mogen we achtereenvolgens de Intermediate (13km) en de Introductory (12km) route lopen. Samen komt dat op 22,9km volgens de vrijwilligster die ons met een verontschuldigende blik aankijkt, ‘You’ll have to run a bit further, but there’s 100m less elevation.’ Op de achtergrond huilt de wind om de gebouwen en de tent. Mij hoor je niet meer klagen, ik ben al lang blij dat we überhaupt mogen lopen!
Iets meer dan een uur later staan we op een winderig weggetje te wachten tot we van start mogen. Het is gelukkig eindelijk gestopt met regenen. Tenminste, voor nu. De wind, daarentegen, is niet gaan liggen en rukt dusdanig hard aan de capuchon van mijn jas dat ik verwacht dat deze elk moment kan besluiten zelf vast terug te vliegen naar Nederland. Na een maar net verstaanbare briefing over de route, en een dikke waarschuwing dat we vandaag geen ‘good time’ zullen hebben en heel zelf erg verantwoordelijk zijn voor onze veiligheid (dat ben je eigenlijk altijd toch?) mogen we van start. Geen epische muziek, geen gezamenlijk aftelmoment, gewoon een ‘is that all clear? No questions? Ok, we’re a little late, so the cut off time is now 11:48. GO!’ Ik sta nog een beetje verbaasd te kijken, maar veel tijd om na te denken heb ik niet. Tenminste, niet als ik niet plat gelopen wil worden door de rest van het startvak. Achter me hoor ik Tim verbaasd lachen. Ach ja, waarom ook die poespas?


Binnen een kilometer zijn we van het asfalt af. We lopen nog een stukje over een ‘mountain road’, maar die mogen we al gauw verruilen voor een modderig paadje. Tot zover mijn relatief schone schoenen, want als we via een verend bruggetje Bunowen River over zijn gestoken sta ik vrijwel direct tot over mijn enkels in de zuigende veendrek. Welkom in Connemara, dit gaat voorlopig niet anders worden weet ik nog van vorig jaar. Glibberend en glijdend probeer ik zo goed en zo kwaad als het gaat naar de voet van de eerste klim van vandaag te rennen. Omdat we de Bad Weather Route lopen, komen we hier straks nog een keer langs, dus ik probeer zoveel mogelijk te onthouden waar de ‘goede’ stukken zitten zodat ik straks niet te veel bezig ben met het zoeken van de makkelijkste route. Aangezien het hele deelnemersveld van de twee andere afstanden hier dan ook al langs is geweest, zal de ondergrond er dan niet veel beter op zijn geworden.
Nu we uit de relatieve beschutting van het dal en het bos zijn geklommen is pas echt goed te merken zo krachtig de wind is. Het eerste stukje hebben we de wind nog in de rug, wat wel helpt met klimmen, maar als we afdraaien naar de top beukt een dikke windkracht 7-8 vrijwel constant van de zijkant op ons in. Ik hoopte eigenlijk nog dat ik mijn stokken voor het klimmen kon gebruiken, maar omdat bij elke stap die ik zet mijn onderbenen steeds al bijna onder me vandaan worden geblazen, durf ik de stokken eigenlijk niet te pakken. Het zou heel erg iets voor mij zijn om te struikelen doordat er een stok tussen mijn benen waait, dus besluit ik ze mooi aan mijn riem te laten zitten. Dan maar op handen en voeten omhoog!




Zo gezegd, zo gedaan, en zo klauter ik op de steilste stukken op vier pootjes omhoog. Het hekje dat aan mijn linkerhand staat, wordt mijn beste vriend hier. Waar het kan hijs ik me aan het ijzerdraad of de hekpalen omhoog, zodat ik niet steeds tot aan mijn polsen in het veen hoef te grijpen. Langzaam maar zeker komt de top met daarop het eerste checkpoint dichterbij. Net als ik op wil kijken hoe ver we eigenlijk nog moeten, zorgt een fikse windvlaag ervoor dat ik mijn evenwicht verlies en lig ik tegen het hek aan. De palen staan natuurlijk ook maar in het veen, dus het hele hek begint vervelend ver naar links te hellen. Aan de andere kant van het hekje is de helling gevaarlijk steil. Zo snel mogelijk gooi ik me naar voren, tegen de helling aan, om te voorkomen dat ik met hek en al naar beneden val. Oké, toch maar iets verder van het hek vandaan blijven.
Het klimmen gaat verder eigenlijk verrassend goed zonder de stokken. Mijn benen voelen eigenlijk nog best wel goed. Nice! Als ik boven bij het checkpoint de chip om mijn pols heb ‘afgebliept’ blijf ik nog even heel kort staan om geringe uitzicht in me op te nemen. De toppen om me heen zijn nog steeds in wolken gehuld en over het zadel waarover naar de volgende top moeten lopen jagen wolkflarden tussen de lopers door. Heel gaaf om te zien! Voorzichtig begin ik aan de korte afdaling naar het zadel. Door de constante wind van de zijkant heb ik het idee dat ik onder een hoek van een graad van minstens 30º moet lopen om niet omgeblazen te worden. Als de wind ook maar een klein beetje wegvalt, lig ik ook vrijwel meteen omver, dus dat maakt het lopen tot een bijzondere ervaring (op zijn zachtst gezegd). Mijn moeder op de hoogte houden van onze vorderingen is er op dit moment helaas even niet bij.





De volgende klim gaat op handen en voeten eigenlijk ook verrassend goed. Voor ik het weet zijn we boven en mogen we beginnen aan de oversteek naar de ridge tussen Leenaun Hill, Meall Cheo en (heel origineel) Leenaun Hill Far North-West Top. De wind buldert door het dal, en de combinatie met de glibberige ondergrond maakt vooral bij het afdalen met duidelijk waarom de organisatie heeft besloten ons niet via de afdaling van Leenaun Hill naar Leenane te sturen. De juiste keuze wat mijn betreft!
Halverwege de klim naar de ridge begint de bewolking ons echt in te sluiten. Het duurt niet lang voor we in de wolken lopen en het zicht beperkt is tot grofweg 50 meter. Genoeg om de route te blijven zien, maar de top is jammer genoeg uit het zicht verdwenen. Naarmate we hoger klimmen, wordt ook het zicht slechter, tot er ongeveer 20 meter over blijft. De wind trekt zich echter niets van het wolkendek aan, en de windrukken in combinatie met de witte bubbel waarin we lopen zorgen voor een hele rare desoriënterende ervaring. Steeds als je het idee hebt dat je boven bent, loopt de helling door de mist toch nog iets verder, waardoor het lijkt alsof je constant valse toppen aan het verzamelen bent. Plotseling doemt voor me de blauwe jas van een marshal op. Half struikelend door de heftige windvlagen (8Bft schat ik inmiddels) ren ik naar het hekje. ‘Follow the fence to the next check point!’ schreeuwt de marshal in mijn oor terwijl hij met een hand het hek vasthoudt en met de andere de mist in gebaart. Voor me lopen redelijk wat lopers in fel gekleurde jacks. Die kant op dus!





De ridge loopt grofweg in tegengestelde richting van het zadel en de toppen van net, waardoor ik nu naar links tegen de wind in moet hangen om nog enigszins normaal te kunnen lopen. Wel zo prettig voor het evenwicht! Het terrein is hier iets vlakker en gelukkig minder glibberig. We lopen voornamelijk over rotsen of dikke zwarte veenmodder, wat verrassend genoeg minder glad is dan nat gras. Ik begin me net een beetje comfortabel te voelen in deze omstandigheden als de wind ineens (relatief) wegvalt en ik achterover val. Precies op dat moment heeft Tim even een sanitaire stop ingelast. Voor ik er erg in heb, hang ik in de armen van een loper achter me die het zag gebeuren. ‘Are you alright?’ ‘Eh yeah, thanks!’ Ik heb geen idee wat er gebeurde, eigenlijk, maar ik ben allang blij dat ik niet echt gevallen ben.
Niet veel later is er helaas niemand in de buurt en is Tim nog niet terug. Ik hoor een enorm gebulder, alsof er een straaljager heel laag over komt vliegen, en vrijwel meteen wordt ik omgeblazen. Uiteraard precies op een rots die over de modder verborgen lag. Heel fijn! Gelukkig is mijn broek nog wel heel, maar het zou me verbazen als er vanavond geen mooie schaafwond/blauwe plek op mijn bovenbeen zou prijken. Lopen doet gelukkig niet al te veel pijn, en als de ergste windvlaag even weer voorbij is zet ik toch maar weer een sukkeldrafje in. Het zicht is inmiddels nog iets verder belemmerd door het wolkenpak dat ons omsingeld heeft. Omdat we hier praktisch een hek volgen, is de route voor zover nog prima te volgen. Als het hek een haakse bocht maakt, komen we bij het tweede checkpoint en mogen we terug naar beneden. De afdaling is glibberig, maar nog wel redelijk te doen. Zodra we onder de wolken uit zijn, hebben we ook weer uitzicht op de omgeving. Af en toe blijf ik even stilstaan om alles in me op te nemen. Heel gaaf hier!




Nadat we een aantal riviertjes zijn overgestoken wordt de ondergrond heel even iets vlakker. De paaltjes die de route markeren blijven stug het hek volgen, maar onze mededeelnemers buigen allemaal af naar rechts. Ik twijfel, maar herinner me dan de waarschuwing van de race director dat we niet meer dan 3 meter van de gemarkeerde route af mochten wijken en besluit me toch maar weer de zwarte veenmodder in te storten. Als ik net van het eerste richeltje af gesprongen ben, hoor ik geschreeuw boven me. Het is blijkbaar toch de bedoeling dat we hier afwijken van de route en een (schijnbaar) veiligere steile afdaling naar een mountainroad nemen. Ik klauter weer omhoog en volg de rest van het deelnemersveld. De marshall die ons zojuist terugriep drukt ons als we langs hem lopen nog eens extra op het hart om voorzichtig af te dalen. En niet voor niets, zo blijkt als ik links en rechts mensen naar beneden zie glijden. Damn! Terwijl ik normaal gesproken echt niet bang ben om af te dalen, besluit ik toch maar even om flink gas terug te nemen. Hoe sommige mensen het dan alsnog voor elkaar krijgen om in volle vaart naar beneden te sprinten zonder te vallen, is mij een raadsel.

De mountainroad biedt eindelijk weer een vaste ondergrond om op te rennen. Of nou ja, rennen, iets dat ervoor door moet gaan, want mijn benen zijn behoorlijk houterig geworden van het klimmen en dalen. Met enige moeite prop ik een halve reep naar binnen en probeer zoveel mogelijk te blijven hardlopen (of dribbelen als het echt niet meer gaat). De gemene klimmetjes in de mountainroad en de wind die daar nog steeds in volle kracht overheen lijkt te brullen geven me nog een extra mentale tik. Een beetje wanhopig check ik mijn horloge om te kijken hoeveel tijd we nog over hebben voor de cut-off aan het eind van deze lus. Nog 45 minuten te gaan. Dat moet lukken. Twee vervelende klimmetjes later zie ik eindelijk de waterpost en daarmee de cut-off. Nog 38 minuten, fieuw!
Bij de waterpost worden we enthousiast aangemoedigd door de vrijwilligers. ‘Come on guys! Straight ahead you go now!’ Ik glimlach terug en stort me dan het paadje aan de andere kant van de weg op. Het eerste stuk is op dit paadje na dezelfde klim als net naar het eerste checkpoint. Aangezien het complete deelnemersveld daar inmiddels langs is geweest, zal de ondergrond nog wel slechter zijn als net dus dat wordt doorbijten. En glibberen. Ik merk aan alles dat Tim het ook behoorlijk zwaar heeft. Omdat ik weet dat met elke windvlaag zijn angststoornis ook aanwakkert, denk ik er heel even over om voor te stellen om terug te gaan. Aan de andere kant vind ik dat hij dat zelf ook maar aan moet geven. En daarbij, we zullen dit soort situaties misschien wel vaker tegenkomen en dan moeten we ook door.
De route naar de voet van de klim naar checkpoint 1 (3 dus voor ons) is inderdaad meer een modderpoel geworden dan dat er nog iets van een pad zichtbaar is. Met elke stap sta ik tot over mijn enkels in de drek, wat echt hardlopen behoorlijk bemoeilijkt. We lopen hier nog wel even tussen de bomen, dus voor zolang het duurt kunnen we wat dat betreft even bijkomen van het gebulder van de wind. Voor de tweede keer draaien we uiteindelijk van het ‘pad’ af om aan de klim naar checkpoint 3 te beginnen. ‘Ik zit er eigenlijk best wel doorheen’ hoor ik achter me als we zo’n 50 meter hebben geklomen. Shit, had ik het dan toch af moeten kappen net? Ik kijk omhoog, maar ik kan de top net niet zien en draai me dan om naar Tim. ‘Ik voel mijn benen ook best wel’ (understatement, maar dat zeg ik niet) ‘maar nog 1 klim’ (hoop ik) ‘en dan hebben we het gefixt. We kunnen dit!’ We verdelen nog een reep en wat winegums, en klimmen dan weer verder. De meest domme liedjes die ik onderweg naar boven verzin, lijken Tim weer een beetje op te vrolijken en ook mijn eigen benen voelen ineens een stuk minder zwaar. Sorry voor de mensen die voor ons liepen voor mijn ‘zangtalent’.
De marshall die bij checkpoint 3 staat, ziet er verregend en koud uit als hij één van de dibbers uit de grond trekt en ons tegemoet komt lopen. ‘Thanks for standing here all day!’ zeg ik terwijl ik de chip aan mijn pols tegen het kastje druk. ‘Cheers!’ bibbert de marshall terug. Echt respect voor alle vrijwilligers vandaag, want ook voor hun waren de omstandigheden verre van leuk.
Tijdens de afdaling naar het zadel waar de volgende marshall staat, begint de wind weer aan te wakkeren. Het geluid van de wind die tussen de bergen door huilt, is wel een van de meest bizarre geluiden die ik tot nu toe gehoord heb. Voor me jagen de wolken in flarden over het zadel. Het kost me, terwijl de wind aanwakkert tot het heftigst tot nu toe, moeite om te blijven staan. Voor ons wenkt de volgende marshall ons om uit te leggen hoe de route verder gaat. Onder een hoek die voor mij als 45º aanvoelt worstel ik me door de wind en de inmiddels weer regen zijn kant op. ‘STRAIGHT UP TO THE FENCE. YOU GO RIGHT THERE AND THEN IT’S ALL DOWNHILL!’ ‘THANKS!’ schreeuw ik terug. ‘NAAR HET HEK EN DAN RECHTS!’ schreeuw ik vervolgens naar Tim. ‘OKE!’ krijg ik terug. Up to the fence gaat over het laagste punt van het zadel. De regen blijkt hagel te zijn, mijn capuchon is inmiddels afgewaaid en met een windkracht 9 vol op mijn zijkant voelt het meer alsof we bekogeld worden met grint.
Zodra we goed en wel onder het zadel zijn, is de wind alweer een stuk minder. De ergste hagel is nu ook voorbij en heeft plaats gemaakt voor ‘normale’ regen. We lopen over iets dat verdomd veel weg heeft van een pad langs een stroompje en kunnen zowaar echt rennen. Het is echt heel gaaf om hier te rennen en mijn hoofd gaat van de ‘overlevingsstand’ langzaam in de ‘geniet-van-het-hier-zijn’-modus. Een paar kilometer later draaien we opnieuw een mountainroad op die glooiend en afwisselend door open stukken en bos terug leidt naar de asfaltweg waar de start vanmorgen plaatsvond. Waar we op de twee ‘heenwegen’ nog over een bruggetje over Bunowen River mochten, moeten we er nu dwars doorheen. Zijn onze schoenen in elk geval schoongespoeld.

Mijn benen hebben er inmiddels alleen wel echt genoeg van, en ik moet echt even doorbijten als we het laatste stukje naar de asfaltweg klimmen. Mijn grimas maakt gelukkig al gauw weer plaats voor een dikke smile als we weer langs de waterpost komen en enthousiast worden toegejuicht door de marshalls daar. Het is nu echt nog maar een kilometer, en vrijwel vlak, terug naar de finish in het Killary Adventure Centre. Op de een of andere manier kan ik ergens nog een versnelling vandaan toveren in de laatste 100 meter. Terwijl de mensen die al gefinisht zijn ons aanmoedigen en de mevrouw bij de finish ons enthousiast toezwaait met de finish-dibber storm ik over de laatste meters asfalt. De pijn in mijn benen is even weg. Ik kan eigenlijk alleen maar lachen om de bizarre tocht die we achter de rug hebben. Wat bizar, wat idioot, maar wat ontzettend gaaf! En wat ben ik trots op mijn 14e plek en op ons dat we dit toch maar mooi geflikt hebben. En op Tim voor het overwinnen van zichzelf! Ireland, we’ll be back!