Eiger Ultra Trail 2017, 35km

15 juli 2017

Bij het schijnsel van mijn hoofdlamp en met verkleumde vingers frummel ik nog één keer door mijn trailvest om te controleren of ik écht al het verplichte materiaal heb ingepakt. Het is vroeg en gemeen fris. Ik duik nog iets verder weg in mijn jas en ben stiekem heel erg blij met de regenbroek die ik nog over mijn korte broek heen aan heb. Op het moment moet ik er echt niet aan denken om de buitenste laag kleding uit te moeten doen. Maar goed, dat is straks, eerst maar eens richting het station van Grindelwald. Op naar de trein die ons naar de start in Burglauenen moet brengen.

Een klein uurtje later stappen we, samen met nog tientallen trailrunners, uit op het smalle perron van Burglauenen. De dagjesmensen die daar op de trein richting Interlaken staan te wachten lijken, te zien aan de verbaasde blikken, niet te weten wat ze overkomt op het moment dat dit kleurrijke legertje runners uit de trein stroomt. We zijn veel te vroeg en omdat we gisterochtend onze tassen al hebben laten controleren, hebben we nog een uur en tien minuten de tijd om van onze zenuwen te ‘genieten’. Ineens lijkt ook alles pijn te doen, of niet te functioneren. Om mezelf af te leiden bekijk ik nog één keer het parcours en het hoogteprofiel. De tijdslimiet bij Männlichen is behoorlijk krap (vind ik), dus alles in me is er volledig op gericht om daar voor 12.30 uur te zijn. We starten om 8.15 uur, dus dat betekent 4 uur en 15 minuten om twee krappe verticale kilometers af te werken. Mijn plan is om zo snel mogelijk in Wengen te komen om zo tijd te sparen voor de lange, steile klim naar Männlichen. Daarna zouden we in principe meer dan genoeg tijd moeten hebben om de overige tijdslimieten te halen.

Om 8.00 uur wordt iedereen verzocht zijn bagage voor bij de finish in te leveren en naar het startvak te komen. Als Tim onze tassen heeft afgegeven en we even later in het startvak staan, is er echt geen weg meer terug. Mijn maag lijkt veranderd in een vlindertuin vol vlinders die niet stil willen zitten, waartegen zelfs een paar slokken water niet helpen. Ik app nog snel naar mijn moeder dat we zo starten en de link waarmee onze progressie te volgen gaat zijn (achteraf bleek dat mijn ouders de hele dag praktisch op hun telefoons hebben gezeten om te kijken hoe het ging). De laatste seconden voor de start worden gezamenlijk afgeteld en dan mogen we eindelijk weg. Ondanks dat het zonder mijn jas en mijn regenbroek best fris was in het startvak, heb ik het, door het hardlopen en de klim die al vrij snel na de start begint, gelukkig al snel warm. Mijn armsleeves kunnen eigenlijk na 2 kilometer al naar beneden.

Het eerste deel richting Spätenenalp is het nog een beetje zoeken naar mijn eigen tempo en ritme, maar daar is dan nog genoeg ruimte voor, omdat we over een redelijk brede weg lopen. Als we van deze weg afbuigen en op een smaller pad en uiteindelijk single track terecht komen, is het echter uit met de pret. Om het een beetje oneerbiedig te zeggen, is het vanaf nu een beetje filelopen, met wachtrijtjes bij iets technischere gedeeltes. Mijn ongeduld begint op die momenten de overhand te nemen, omdat in mijn hoofd de tijdslimiet weg beginnen te tikken. Het is eigenlijk eeuwig zonde om hier zo ongeduldig en geërgerd te lopen, want de omgeving is super mooi, maar ik kan er niets aan doen. De route loopt afwisselend langs kleine alpenweitjes en door wat dichter begroeid dennenbos waar je bij wijze van extra uitdaging af en toe over boomstammen of rotsblokken moet klauteren. Super leuk, maar dat merk ik op dat moment niet echt. Ik ben te gehaast om me te realiseren waar ik eigenlijk ben.

img_6615
Begin van de afdaling naar Wengen.

Na Spätenenalp begint de afdaling naar Wengen en kunnen de stokken eerst opgeborgen worden. Eindelijk ook weer ruimte om ‘vrij’ te lopen, want de route loopt hier over een brede onverharde weg. Mijn benen voelen al wel een beetje elastiekig van de beklimming van net, maar dat besluit ik eerst even te negeren. Langzaam maar zeker kom ik in het ritme van de afdaling, maak ik meer snelheid en kan ik weer een beetje genieten. We slingeren via kleinere stukken bos en weilanden naar beneden Wengen in, waar we uiteindelijk om 10.05 uur aankomen. Het begint al vrij warm te worden en de sportdrank en het koele water van de verversingspost gaan er wel in. Met een paar tucjes en een kopje water ga ik even op de stoep zitten om mijn benen wat rust te gunnen en mijn moeder te appen. Als mijn horloge even later 10.15 uur aangeeft, sta ik gehaast op. De klim naar Männlichen wacht en de klok in mijn hoofd begint steeds harder te slaan. ‘Kom Tim, we gaan weer.’ Met Tim op mijn hielen, ren ik richting de single track de berg op. Het pad wordt helaas al snel te steil voor mij om hardlopend vol te houden en wat volgt is eigenlijk een mentale strijd tegen mezelf en de klok.

Omdat de zon precies op deze kant van de bergketen staat, loopt de temperatuur vrij snel op. Dat in combinatie met de inspanning die we aan het leveren zijn, zorgt ervoor dat ik het al snel bloedheet heb. Nu zijn warmte en ik niet echt beste vriendjes, en helemaal niet als ik me al druk aan het maken ben over tijdslimieten en van alles en nog wat. Mijn humeur daalt binnen no time naar ver onder nul, hoe ironisch, en van genieten is absoluut geen sprake meer. Alles irriteert me; het pad is te steil, de persoon voor me loopt te langzaam, of te snel, de mensen achter me praten irritant, Tim loopt te makkelijk omhoog, ik voel mezelf een vet varken dat een berg probeert op te tijgeren, het is te warm, mijn tas is irritant, honger, dorst, hoofdpijn, te felle zon… En zo maalt het nog een tijdje door. We zijn inmiddels het bos uit en lopen weer in de volle zon. Achter me begint Tim geërgerd te zuchten als ik voor de zoveelste keer voorovergebogen in mijn stokken hang om op adem te komen (en mezelf zielig te vinden). Ik voel me duizelig en boos omdat ik te sloom en te ellendig ben (vind ik zelf), en plof neer op de eerste steen die we tegen komen. ‘Ik heb honger en ik wil NU! eten.’ Woest begin ik een gelletje naar binnen te werken terwijl Tim lichtelijk verbouwereerd stamelt of ik het goedje wil delen of dat hij er zelf eentje moet pakken. In al mijn woede is de verpakking leeg voor ik het weet. ‘Eh… sorry, ik heb m per ongeluk al op…’ verontschuldigend kijk ik Tim aan. Weer die zucht. Oh shit, hij is echt boos nu. En terecht trouwens, ik gedraag me echt belachelijk nu. ‘Sorry, ik voel me echt ellendig. Ik houd je op en daardoor halen we het straks niet en…’ ‘Oké, we halen dit gewoon wel en ik kan misschien wel sneller omhoog, maar straks naar beneden wil ik ook dat je op mij wacht, dus houd op met dat gezeur.’ En met een speelse rammel aan mijn schouders word ik uit mijn bubbel van zelfmedelijden gerukt. Tim heeft gelijk, dit slaat nergens op. In mijn hoofd ga ik terug naar een moment waarop een compleet vreemde ooit tijdens een survivalrun tegen me zei ‘Hé! Geen medelijden met jezelf hebben, want je wilt dit zelf!!!’

img_6599
Ik kan na het gelletje weer even lachen tijdens de klim naar Männlichen.
img_6598
Uitzicht vanaf onze steen.

Nadat ik mezelf een flinke schop onder mijn kont heb gegeven zijn we weer onderweg naar boven. Ik besluit even geen aandacht meer te besteden aan de zeurende stemmetjes in mijn hoofd en het zware gevoel in mijn benen. ‘Doorgaan, doorgaan, doorgaan.’ Männlichen is nog steeds haalbaar binnen de limiet, dus niet opgeven nu. Het pad wordt steeds smaller naarmate we hoger klimmen. Af en toe kijk ik even naar beneden, het dal in waar Wengen steeds kleiner en kleiner wordt. Vlak na de eerste serie rateliers (gigantische metalen rekken om lawines tegen te houden) komen we bij een splitsing, waar wat mensen bij een bankje staan om ons aan te moedigen. Ik gun mezelf heel even de tijd om op het bankje te ploffen om mijn schoenen iets strakker te trekken. Net op het moment dat ik er weer in begin te geloven dat het goed gaat komen met de limiet (we hebben nog een uur), ploft er een Nederlander naast me op het bankje. ‘Zooo, wat een klim’ ‘Uh-huh’, mompel ik. ‘En het is nog zo’n eind…’ ‘Uh-huh.’ Snel mijn andere schoen aantrekken. ‘Op dat bordje staat dat het nog 1 uur en 15 minuten lopen is, dus dat gaan we niet meer halen’, jammert de man. Ik schrik. Shit! Als door een wesp gestoken, spring ik overeind. Jawel! Dat moet! ‘Doe maar rustig, hoor. Dat haal je toch niet meer.’ Tim, die een eindje verderop stond om foto’s te maken, heeft het ook gehoord en ziet de verbouwereerde blik op mijn gezicht. Terwijl hij me bij mijn bovenarm pakt en zachtjes weer het pad op duwt, snauwt hij de man een ‘tuurlijk wel!’ toe. ‘Niet naar luisteren, we lopen gewoon door, en we gaan dit halen.’

De tweede serie rateliers ligt inmiddels achter ons. Ik kijk eigenlijk nergens meer naar en ben volledig in mezelf gekeerd. Mijn benen doen zeer en ik heb hoofdpijn. Ik negeer het en loop door. Pure survivalmodus nu, want ik moet en zal die stomme tijdslimiet halen. Rateliers-serie nummer 3, het pad wordt smaller. Voor me hoor ik ineens ‘nog twee bochten en je bent er!’ met een ruk kijk ik op. Een Nederlandse fotograaf zit op een klapstoeltje in de hoek van een haarspeldbocht. ‘Hoe lang nog?’ ‘De tijdslimiet? 25 minuten, dus dat haal je makkelijk!’ Mijn humeur schiet omhoog. Met een dikke smile begin ik te dribbelen. Ik loop nog steeds in mijn eigen wereld als ik ineens ‘Hé toppers!’ voor me hoor. Huh? Ik kijk nog eens. Voor ons staat Bart enthousiast met een koebel te klingelen en foto’s te maken met zijn telefoon. Super leuk! Dat was het laatste zetje dat ik nodig had en op een serieus drafje en met een enorme glimlach ren ik uiteindelijk de tijdsregistratiematten van Männlichen over. Op de klok staan nog 20 minuten. ‘Ruim’ gehaald dus, die tijdslimiet!

Van Männlichen naar Kleine Scheidegg loopt de route eigenlijk vrij vlak en netto naar beneden. Het ideale moment om even wat snelheid te maken en een tijd te winnen. Ik loop voor mijn gevoel alleen als een dronken pinguïn over het pad. Mijn benen voelen als onwillige rubbertjes van de klim van zo net. Bij de verversingspost ontdekte ik ook nog dat ik mijn verplichte drinkbekertje beneden in Wengen op de stoep heb laten staan (no way dat ik die ga ophalen natuurlijk) en nu zit ik uit alle macht te verzinnen hoe ik aan een nieuw bekertje kan komen. Beneden ligt Grindelwald (en de finish) te schitteren in de zon. De eerste lopers zullen ongetwijfeld zo’n beetje binnen zijn nu. Oh well, nog 18 km te gaan en ik spring een paar nietsvermoedende toeristen voorbij.

De oplossing voor het bekertjes probleem dient zich gelukkig aan bij de extra verversingspost bij Kleine Scheidegg, waar warme bouillon uitgedeeld wordt. Het is hierboven best koud, dus die warme versnapering is meer dan welkom. Een stukje verderop ligt een plat rotsblok heel uitnodigend in de zon. De ideale gelegenheid om even van mijn bouillon te genieten. Tim lijkt nog totaal niet moe, maar maakt toch van de gelegenheid gebruik om even een reep naar binnen te werken. Na deze korte pauze mogen we nog een klein stukje dalen, voordat we aan de laatste echte klim beginnen; via de morene van de Eiger naar station Eigergletscher. Ik dacht dat ik wist wat afzien was na mijn jarenlange ervaring met survivalruns, maar dit was afzien van totaal andere proporties. Deze klim is steiler dan de voorgaande twee klimmen, en met al de nodige hoogtemeters in de benen wordt dit een ware martelgang. ‘Bijzonder he? Zo’n morene?’ zegt een andere Nederlandse vrouw als zij en haar loopmaatje (te zien aan de matchende shirts) ons voorbij gaan. Tim reageert gelukkig enthousiast en ik kan nog net een tandenknarsende glimlach op mijn gezicht toveren. ‘Prachtig hier!’ Nou, ik vind het helemaal niet prachtig. Rotding, rotgletscher, rotstenen, rot-ikzelf wat dacht ik nou werkelijk? Ik hoor met twee pootjes stevig in de Groningse klei, niet hier op zo’n berg. Ik kan dit niet, ik ben hier niet voor gemaakt en ik WIL NIET VERDER OMHOOG! Maar ook niet naar beneden. Boos smijt ik mijn stokken tegen een steen en ga ernaast zitten. ‘Ik wil niet meer.’ Vol ongeloof kijkt Tim me aan. ‘Maar.. je bent zo goed bezig..!’ ‘Ik ben helemaal niet goed bezig, ik ben fucking sloom en ik houd jou alleen maar op en ik had gewoon weer de 16 kilometer moeten doen en..’ ‘Houd eens op, zeg! We zijn al over de helft, wat wil je dan?’ Ja goede vraag eigenlijk. Wat wil ik dan? Niet naar boven, niet naar beneden en het is best koud hier. ‘Kom op Rianne, een helikopter is ook geen optie en waarom zou je opgeven? Omdat het een beetje pijn doet? Of kun je écht niet verder meer?’ spreek ik mezelf inwendig toe. Maar ik kan niet écht niet verder meer, ik vind mezelf gewoon zielig. Zelfmedelijden dus. ‘Een schop onder je kont moet je hebben’ snauw ik tegen mezelf ‘hup! lopen jij!’ Ik richt mijn blik omhoog en focus op het treinstation boven me. En wat als ik nou besluit dat ik het wél kan in plaats van mezelf steeds voor te houden dat het toch niet gaat lukken?

Stiekem ben ik best opgelucht dat we eindelijk bij station Eigergletscher zijn. Ik deel een gelletje met Tim, en dan kunnen we beginnen aan mijn favoriete gedeelte; de afdaling. Tenminste, na een frustrerend laatste stukje omhoog. (‘Potverdomme, moeten we nou wéér omhoog?! Ik wil naar beneden, ik ben er helemaal klaar mee!’ ‘Ja, je loopt een BERGtrail, wat had je dan verwacht?!’) De eerste paar meters loop ik nog een beetje onwennig, maar langzaam maar zeker komt de ontspanning en daarmee de snelheid weer een beetje terug. Ik heb het gevoel dat ik over de rotsige paadjes vlieg (dat zal ongetwijfeld mee hebben gevallen, maar ik wil even van dit moment genieten, haha) en we beginnen zelfs mensen in te halen. Met een enorme grijns op mijn gezicht ren ik voor Tim uit de verversingspost van Alpiglen in. Als mijn startnummer gescand is, stort ik me op de voorraad cola en stokbrood die daar uitgestald staan. ETEN! Ik app nog snel mijn ouders en krijg een bijna opgelucht appje terug van mijn vader terug. Nog 9 kilometer, dit gaat lukken!

Vanaf Alpiglen lopen we nog een stukje verder naar beneden om vervolgens te beginnen aan de klim naar Marmorbrücke. Toch nog een klimmetje, maar omdat we hier vanuit de camping al vaker hebben gelopen weet ik een beetje wat er gaat komen en kan ik oprecht genieten van de trail en de omgeving. Onderweg worden we ingehaald door Timothy Olson, die de 101 km loopt, en het is super gaaf om te zien hoe makkelijk de echte toppers omhoog lopen. Als we via de loopbrug over de Gletscherschlucht bij de verversingspost in Marmorbrücke aankomen, weet ik zeker dat we de totale tijdslimiet gaan halen. Het voelt alsof er een last van mijn schouders valt. Ik vind het alleen wel heel jammer dat ik mezelf zoveel druk heb opgelegd dat ik op sommige momenten weinig plezier beleef aan iets dat eigenlijk gewoon super vet is. Tijd om lang in deze gedachten te blijven hangen heb ik niet, want de afdaling naar Grindelwald is er eentje om je kop goed bij te houden.

Niet veel later lopen we over de camping en na een laatste afslag en de echt laatste keer omhoog Grindelwald in. Langs het smalle weggetje omhoog staan plukjes mensen te klappen. Als we de hoofdstraat indraaien, is het nog een paar honderd meter naar de finish. Een paar honderd meter tussen de verbaasde toeristen en klappende mensen door manoeuvreren, de parkeergarage en loopbrug over, en dan de laatste meters langs de finish. Ik word een beetje ongemakkelijk van de vele toeschouwers de laatste 100 meter, maar als ik onder de finishboog doorloop kan dat me eigenlijk weinig meer schelen. Juichend ren ik over de tijdsregistratiematten. We made it! Wat een tocht! Ik heb het zwaar gehad en zonder Tim weet ik niet of ik het wel gehaald had op de zware klimstukken, maar wat ongelofelijk gaaf is dit! Met een enorme glimlach op mijn gezicht haal ik mijn steen en mijn finisher’s shirt op, waarna ik met een stuk meloen en een handje chips voldaan op de grond tegen Tim aan plof. Mijn benen doen zeer en ik moet er op het moment echt nog niet aan denken, maar Eiger Trail we’ll be back!

img_6602img_6604img_6612img_6611