9 november 2019
De prachtige heldere lucht van gisteravond heeft jammer genoeg plaatsgemaakt voor een oneindige grijze wolkenmassa en een gure zuidwesten wind. Zo’n wind die overal dwars doorheen lijkt te blazen en je het gevoel geeft dat het minstens 5 graden kouder is dan het daadwerkelijk is. Omdat het eigenlijk net zo warm als gisteravond zou moeten zijn, heb ik, op een ander thermoshirt na, precies hetzelfde aan en daar begin ik nu toch wel een beetje spijt van te krijgen. Als we een plekje voor onze fietsen hebben gevonden, weet ik eigenlijk niet hoe snel ik de boerderij in moet om mijn startnummer op te halen en dan lekker binnen te blijven zitten tot vlak voor de start. Of nou ja, vlak voor de prijsuitreiking van de Night Trail, want met een tweede plek voor mij en een derde plek voor Tim zijn we allebei op het podium geëindigd. Dachten wij, alleen is er niet echt een prijsuitreiking, maar meer een ‘nummer 1 krijgt een t-shirt’-uitreiking. Gaaf voor die persoon, maar een beetje een domper voor ons. ‘Dan vandaag maar weer podium lopen’, mompel ik meer uit een soort frustratie dan dat ik dat daadwerkelijk meen.
Na de shirt-uitreiking gaat de 30 km van start en hebben wij nog even de tijd om in te lopen. We lopen een stukje mee met mijn moeder, die eerst weer terug fietst naar het huisje, en hobbelen dan weer naar de start. Met mijn buff tot over mijn neus sta ik naast Tim in het startvak te wachten. Gadver, wat is het koud. Vlak voor de start worden we nog even vlug gebrieft door iemand van de organisatie die heel verbaasd is dat er niemand op de eerste rij van het vak wil komen staan. Ik kijk nog eens om me heen, aarzel en denk dat aan mijn uitspraak van zojuist. Wie niet waagt… En ik voeg me bij een tweetal snel uitziende dames en een handjevol heren, wiens tempo ik waarschijnlijk niet bij ga kunnen houden. Tim staat grinnikend achter me. ‘Ik heb het koud, dus ik loop eerst wel even met hun mee om me warm te lopen’, mompel ik. ‘Uh-huh’, zegt Tim.

Als het startschot klinkt, schiet de eerste rij weg. Ik voel me redelijk stram, dus laat ze een beetje gaan. Eigenlijk heb ik ook geen zin om me in de eerste kilometers al helemaal over de kop te lopen. Als we over de Heereweg richting de Kobbeduinen lopen, versnel ik wat. Ik heb het nog steeds koud en hoop dat de kachel op deze manier snel aan slaat. De twee dames voor me heb ik nog steeds duidelijk in het vizier en het gat tussen ons lijkt niet groter te worden. Derde dame dus op dit moment. Oké, dit had ik niet verwacht, maar aan de andere kant, we zijn nog maar 1 km onderweg en er kan nog van alles gebeuren. Daarbij verwacht ik elk moment voorbij gestormd te worden, maar als ik mijn blik over de lopers achter me laat glijden als de route een bocht maakt, zie ik geen andere dames in de directe nabijheid. Hmm, oké, dan is het nu een kwestie van je kop erbij houden en je niet gek laten maken.
De route leidt via een paar glibberige paadjes naar een fietspad richting de Kobbeduinen en slaat daar weer af de kwelder rond de duinen in. De ondergrond is beduidend zwaarder dan gisteravond bij de Night Trail en ik laat mijn tempo iets terug lopen. Tim moet op dat moment even de bosjes in voor een sanitaire stop, maar roept dat ik vooral door moet lopen. Omdat ik de dames voor me kwijt ben geraakt, is mijn motivatie een beetje aan het kelderen. En besluit ik om op een rustiger tempo door te lopen tot Tim me weer heeft bijgehaald. Zodra de Kobbeduinen achter me liggen, draait de route weer een soort kwelder in. De ondergrond zuigt aan mijn voeten, en als ik achter me een damesstem hoor, overtuig ik mezelf ervan dat ik het net zo goed op kan geven en gewoon op een sukkeldrafje door kan lopen. Een beetje kan gaan genieten van de omgeving en dat ik tevreden moet zijn met mijn prestatie van gisteravond. Daarbij, wie denk ik wel niet dat ik ben, een beetje podium lopen? Nee, dat gaat toch niet lukken. Ik word boos op mezelf en net op het moment dat ik het op wil geven hoor ik de vertrouwde voetstappen van Tim achter me. Vlak daarna draaien we een breed schelpenpad op en gaat het lopen weer iets makkelijker.



‘Goed bezig! De vierde dame is nog een seconde of 40 achter je, dus lekker doorlopen zo!’ Dat verrast me enigszins. ‘Ja maar 40 seconden is niet zoveel, en ik heb het best wel zwaar nu. Ik loop wel gewoon, maar ze gaat me zo vast voorbij.’ Dat gaat er bij Tim alleen niet in. ‘Niets daarvan! Gewoon zo doorlopen, je loopt super goed! Vasthouden dit, hoor!’ Ja daar heeft hij inderdaad wel een punt. Ik zit mezelf weer lekker in de weg zo. Veel tijd om daar over na te denken heb ik echter niet, want de route draait bijna met een haakse hoek het schelpenpad af en een modderig paadje langs een afrastering van prikkeldraad op. We glibberen zo’n beetje alle kanten op, dus ik heb alle aandacht nodig om niet onderuit te gaan. Gelukkig komen we zonder kleerscheuren weer op een schelpenpad achter Strandpaviljoen De Marlijn uit. Daar zou een verversingspost moeten zijn, maar daar wordt de routemarkering ook een beetje warrig. Op een breed zandpad lijkt het alsof we rechtdoor moeten, omdat je een eind verderop weer op dat pad terecht komt, maar moeten we eerst rechtsaf het strand op. Het pijltje voor rechtsaf staat alleen niet super duidelijk opgesteld, en op dit punt worden we – eigenlijk net als gisteravond – gered door mijn horloge waar de route in staat.
Samen met een groepje mannen dat bij de splitsing stond te twijfelen draaien we niet veel later het strand op. Ook hier is de route niet ten overvloede gemarkeerd. Eigenlijk is het vrij logisch dat je rechtdoor moet op het strand, maar met de ervaring van zojuist, zou een kleine bevestiging toch wel fijn zijn. Ik heb eigenlijk geen idee waar de twee dames voor me zijn gebleven. Precies op het moment dat ik me daar druk over wil gaan maken, zie ik de roze broek van de tweede dame voor me op het strand. Fieuw, ik loop dus toch goed. Maar dan vraag ik me ineens af of de dames achter me niet af zullen snijden bij die onduidelijke splitsing. Argh! Ik probeer de gedachten van me af te schudden en me weer gewoon met het lopen bezig te houden. Daarbij heb ik toch geen invloed op wat andere mensen doen, dus is het eigenlijk verspilde moeite om me daar druk over te gaan maken.
Het stuk over het strand loopt tegen de wind in, in westelijke richting, over zand dat een stuk muller lijkt te zijn dan gisteravond. Ik heb het gevoel dat ik voor geen meter vooruit kom, als langzaam maar zeker toch de afslag naar een volgende duinopgang dichterbij komt. Zo jammer als ik het gisteravond vond om van het strand af te lopen, zo blij ben ik nu dat we weer op een schelpenpad lopen. We klimmen een tweetal duintjes over en mogen dan vrijwel meteen weer een smal zanderig paadje op dat stijl omhoog loopt, maar zelfs dat voelt beter dan het mulle zand van net. De route leidt vanaf dat punt meer door het bos en komt na een paar 100 meter totaal niet meer overeen met het routelijntje op mijn horloge. Van de organisatie hadden we te horen gekregen dat de routemarkering altijd leidend is over de gps-track die ze beschikbaar hadden gesteld, dus we blijven braaf de routebordjes volgen. Als slingerend rennen we door het bos, tot we bij het punt komen waar de 15 en de 30km weer bij elkaar komen. Dat punt lijkt op een hele onlogische plek te staan. Het routebordje wijst daar wel echt naar rechts, maar als we vervolgens een tijdje helemaal niets tegenkomen en het lijntje op mijn horloge in plaats van naar rechts naar links aangaf, word ik toch ongerust.

Een paar honderd meter later zie ik gelukkig toch weer een geel pijltje naar rechts, opnieuw de glibberige duintjes in. Ik heb echt wel serieuze noppen onder mijn schoenen, maar het is wel echt oppassen geblazen op de begroeiing van mos, algen en kort gras. De klimmetjes beginnen nu toch wel voelbaar te worden in mijn benen en ik troost me een beetje met de gedachte dat we zo langs de Berkenplas komen. Dan zouden we toch even een vlakker stuk op de route tegen moeten komen. Of in elk geval een iets beter begaanbaar deel. Maar de Berkenplas laat op zich wachten. De route kronkelt nog een paar keer en dan komen we over een paar grasduintjes die me verdomd bekend voor komen. Half struikelend en glijdend komen we uiteindelijk uit op een breder fietspad. We draaien naar links, en dan zie ik daar ineens de bunker Wassermann voor me opdoemen. Vlakbij een houten hekje staat mijn moeder te praten met een vrijwilliger. ‘Oh daar zijn jullie! Er zit een vrouw voor je, die is nu derde, maar dat kan nooit want zij is verkeerd gelopen. Gek he?’ roept ze ons toe. ‘NEE!’ roep ik hijgend, ‘dat kan niet! Ik zou de derde dame moeten zijn, want dat loop ik de hele tijd al en er is me niemand voorbij gegaan!’ ‘Jullie doen het super goed! Kom op he?!’ Ik hoor aan mijn moeder’s stem dat ze niet helemaal weet wat er precies aan de hand is. Zelf weet ik het eigenlijk ook niet helemaal goed, maar ik baal er gigantisch van dat er dus blijkbaar toch iemand voor me loopt en mijn podiumplek dus (voor zoals het er nu uitziet) weg is.
Echt lang om daarover na te denken heb ik echter niet, want zodra we mijn moeder voorbij zijn, mogen we omhoog bunker Wassermann op. Voor vermoeide beentjes toch stiekem een best pittig klimmetje. Balend zet ik een power-hike tempo in, dat Tim gelukkig de tijd geeft om een winegum uit zijn trailvest te toveren. ‘Hier, eten.’ Zonder tegen te sputteren prop ik het snoepje in mijn mond en stamp door. Boven staan een paar mensen enthousiast te klappen en ons aan te moedigen. Met enige moeite probeer ik iets dat lijkt op een glimlach op mijn gezicht te toveren. ‘Goed bezig jullie! Het is nu niet ver meer!’ lacht een van de vrouwen ons toe. Vanaf de bunker kun je uitkijken over het hele eiland, en inderdaad, op hemelsbreed zo’n 2 km afstand zie ik de finish liggen. ‘Bedankt!’ zeg ik tegen de vrouw en stort me dan via een smal paadje het duin af. ‘Oké’, zeg ik tegen mezelf, ‘dat wordt nog 4 kilometer doorbijten, maar dat kun je.’ En tegen Tim, ‘nog max 4 kilometer.’ ‘Dat kunnen wij!’, is het antwoord. Dat kunnen wij zeker, alleen blijft het knagen dat ik zonder ik het wist mijn 3e plek kwijt ben.
De route volgt nu een soort wildwissel, een pad kan ik het namelijk niet echt noemen, over de glibberige duintjes ten zuiden van Wassermann. De begroeiing is soms zo glad dat ik het gevoel heb dat ik net zo hard naar beneden glijd als ik omhoog probeer te rennen. Op een gegeven moment kruip ik op handen en knieën naar boven om nog enigszins grip te houden. Ik moet lachen om mezelf. Dit is belachelijk eigenlijk. Maar goed, het werkt wel. Gelukkig komen we niet lang daarna uit op een fietspad waar weer wat toeschouwers staan om ons aan te moedigen. Ook mijn moeder staat ons daar op te wachten. ‘Mam, wat was dat nou met die vrouw?’ stamel ik. ‘Ze is verkeerd gelopen en zit nu voor in het veld. Maar de organisatie weet dat inmiddels ook, dus ze zullen daar straks heus wel rekening mee houden. Jullie lopen goed, hoor, dus nog even volhouden!’ Nog voor ik een antwoord kan formuleren buigt de route weer af, en slaat mijn moeder af naar rechts. ‘Zie jullie bij de finish!’
Peinzend loop ik naast Tim, terwijl mijn gedachten rondjes draaien in mijn hoofd. ‘Hé, we hoeven serieus alleen nog over deze weg. Daar is de finish al. We gaan het halen hoor.’ De peptalk is goed bedoeld. ‘Ja tuurlijk gaan we het halen, maar ik wilde gewoon een goed prestatie neerzetten.’ Ik staar voor me uit langs de lege weg voor me. ‘Nou ja, fuck it, dan maar gewoon zo snel mogelijk finishen, en kijken wat er gebeurt.’ We versnellen. Ergens in mijn hoofd zit nog een zeurderig stemmetje dat me ervan probeert te overtuigen dat dit toch geen zin heeft, omdat ik dit nooit nog 2 kilometer volhoud. Maar dat negeer ik. Onzin is het eigenlijk. Hier train ik voor, dus als het er nu niet uit moet komen, dan zou ik niet weten wanneer wel.
Voor ik het weet hebben we het eerste stuk weg gehad en draaien we het Kooipad op. De wind komt gemeen van de zijkant, en ondanks dat er deels een heggetje langs de weg staat, heeft daarachter schuilen niet zoveel zin. Tanden op elkaar en doorbijten. Mijn benen beginnen inmiddels zachtjes te protesteren. Het eiland is hier zo vlak dat de finish-boerderij overduidelijk zichtbaar is, maar om de een of andere reden maar niet dichterbij lijkt te komen. De laatste 100 meters Kooipad lijken twee keer zo lang. Als we eindelijk de Heereweg weer opdraaien, kijk ik ook even over mijn schouder waar de volgende lopers zitten. Langs het Kooipad zie ik wel een paar kleurige shirtjes, maar het is me niet helemaal duidelijk of dat dames of heren zijn en hoe hard ze precies lopen. Al snel zijn we bij de boerderij, waar we eerst nog een lusje over het erf maken, voor we daadwerkelijk finishen. We zigzaggen een beetje tussen een paar stallen door, om vervolgens een haakse bocht recht een stal in te maken. ‘Eh, klopt dit?’ ‘JAA!’ brult Tim achter me. Een stal vol koeien kijkt verschrikt op. ‘Eeh oké, grappig. Hallo koetjes’, mompel ik verbaasd, terwijl ik mijn best doe snelheid te houden en niet onderuit te gaan op de stalvloer.
Als we de stal weer uit zijn, staan we ineens op het start-finishterrein. Ik kijk een beetje verbaasd om me heen, maar realiseer me dan dat ik toch echt eerst onder de opblaasboog voor me moet om daadwerkelijk te finishen. In een laatste sprint storm ik onder de boog door. En terwijl ik me op de chocola van de verversingspost stort, hoor ik iemand van de organisatie tegen Tim ‘…derde dame…’ zeggen. Ik ben zelf nog te druk in de weer met eten en mijn finishersmedaille, als Tim naast me komt staan. ‘Die man zegt dat je de derde dame bent geworden.’ Ik kijk verbaasd op. ‘Wat? Dus toch?’ Tim knikt. Oké, daar moet ik meer van weten. Ik loop naar de meneer in kwestie. ‘Zei je nou dat ik de derde dame ben?’ ‘Eh ja, klopt dat niet dan?’ vraagt de man verbaasd. Ik leg het verhaal uit. ‘Ja die mevrouw, dat klopte niet inderdaad, maar dat zei ze zelf ook al.’
Een klein uur later sta ik op de onderste trede van het podium. Wat vet dit! Ik probeer zo normaal mogelijk te lachen naar de camera, maar ik weet niet of dat echt gelukt is. Een perfecte afsluiting van twee totaal verschillende, maar wel super leuke trails.

