<Dag 7. Inveroran > King’s House
5 augustus 2012
Het heeft de hele nacht geregend en als resultaat daarvan is de hele vallei nu gehuld in een deken van laag hangende bewolking of mist, hoe je het maar wilt noemen. Het geeft een aanblik die ergens hangt tussen mistroostig en mysterieus en het motiveert niet heel erg om de tent en met name de slaapzak uit te komen. Tenminste, mij niet. Lisa, daarentegen, heeft een onbedwingbare drang naar de scones die ze in het Mountain Resort verkopen (en moet heel nodig naar de wc) en is inmiddels halverwege de parkeerplaats. Ik besluit mijn blaas nog een tijdje te negeren en graai om me heen, op zoek naar mijn iPod. Op het moment dat ik het mini-wonder-apparaatje eindelijk heb gevonden en op ‘play’ wil drukken, gaat mijn telefoon. Het oplichtende schermpje laat weten dat Lars, mijn jongere broer, me graag wil spreken en enigszins verrast neem ik op. Lars is, net als Lisa en ik, de West Highland Way aan het wandelen met zijn beste vriend Thijs, alleen omdat Lars en Thijs twee dagen na ons vertrokken, bevinden zij zich ook twee dagen achter ons op de route. Momenteel ergens ter hoogte van Inverarnan, vermoed ik. Mijn vermoeden blijkt tot op zekere hoogte te kloppen. Lars en Thijs bevinden zich in Crianlarich, wat ik nogal verrassend vind, aangezien Crianlarich eigenlijk een beetje naast de route ligt. De uitleg laat niet lang op zich wachten en dat verklaart meteen waarom Lars’ stem vol teleurstelling klinkt. Thijs heeft vermoedelijk zijn kniebanden gescheurd en ze kunnen onmogelijk verder lopen. Vet balen! Ik stel voor om Lisa en mij te ontmoeten in Kinlochleven vanavond, zodat Thijs dan morgen met de trein naar Fort William kan en Lars tenminste nog het laatste stuk mee kan lopen.
Uiteindelijk besluiten Lars en Thijs vandaag naar Tyndrum te gaan en morgen naar Fort William. Beide afstanden per trein, want er is no way dat Thijs nu einden kan lopen met een backpack op. We spreken af vanavond weer te bellen en dan te kijken of we elkaar morgen kunnen ontmoeten in Fort William. Ietwat overrompeld hang ik op. Lars en ik hadden elke dag wel een beetje gesmst en tot nu toe verliep hun tocht eigenlijk super voorspoedig. Een flinke domper op hun vakantie, that’s for sure! Inmiddels is Lisa terug met een papieren zak vol scones en besluit ik de ellende van Lars en Thijs even achter me te laten en me vol overgave te storten op een verse scone met aardbeienjam en roomboter. Na dit overheerlijke ontbijt merken we dat de midges inmiddels voorzichtig sluipschutters geïnstalleerd hebben, dus we besluiten het hazenpad te kiezen en op eenzelfde manier als gisteren onze heil te zoeken in het Mountain Resort. Daar kan de tent dan nog even over het balkon hangen om op te drogen en kunnen wij ons even opfrissen. Het blijkt uiteindelijk een beetje uit te lopen in een deceptie, want bij een temperatuur van 12 graden Celsius droogt niets snel en de douchegelegenheid is waardeloos. Tegen beter weten in besluiten we de tent nog wat meer opdroogkans te geven en lijkt het ons een goed idee om in tussentijd een cappuccino te gaan maken op het balkon. Slecht idee, want in het kraanwater drijft groene prut, er lopen ineens een heleboel mensen over het balkon waardoor het ook nog eens heel brandgevaarlijk wordt allemaal en het smaakt nog nergens naar ook.
Als op een gegeven moment Robert en mijn vriendin als twee verzopen katten de parkeerplaats op komen sjokken, is de maat vol, pakken wij ons boeltje bij elkaar en gaan op weg naar Kinlochleven.

Het eerste gedeelte van deze etappe is vrij vlak, wat erg welkom is, aangezien de Way deze etappe na zo’n 7 kilometer de vallei uit leidt, omhoog over het hoogste punt van de West Highland Way via een pad dat de veelbetekenende naam ‘Devil’s Staircase’ draagt. Volgens mijn routegids klinkt de naam van het pad erger dan het in werkelijkheid is, maar nadat ik door het lezen van het dankwoord van de auteur erachter ben dat mevrouw ook de Mount Everest en de Kilimanjaro heeft beklommen, besluit ik niet al te veel aandacht aan deze ‘geruststelling’ te besteden. De klim is kronkelig en vrij steil en, als je geen ervaring hebt wat betreft het beklimmen van bergen en de Mount Everest en de Kilimanjaro alleen kent van de posters die in het trapgat van je ouderlijk huis hangen, behoorlijk pittig. Onderweg staan we twee keer uit te blazen, maar als we boven zijn, was het alle moeite dubbel en dwars waard en de uitingen van blijdschap leveren verrassende plaatjes op. In de verte, ergens beneden, ligt Kinlochleven verstopt in de mist en diezelfde mist zorgt ervoor dat het knap koud is boven. Vlak voordat we helemaal afgekoeld zijn beginnen we aan onze afdaling en leren we ‘the hard way’ hoe erg je je verkijkt op afstanden als je in de bergen zit. Omdat je je eindpunt kunt zien liggen, lijkt het helemaal niet zo ver meer, maar je kunt uiteraard niet in een rechte lijn naar beneden lopen en het pad is nou ook niet bepaald wat je noemt strak geasfalteerd. Ik verstap me in mijn euforie een aantal keer behoorlijk, waarbij ik nog van geluk mag spreken dat ik mijn knie niet verdraaid hebt of gestruikeld ben. Uiteindelijk komen we uitgeput beneden in Kinlochleven aan, waar we onze tent op de eerste de beste camping neerplanten. Het blijkt een hostel met campinggelegenheid te zijn, waar we niet op het veldje mogen koken en ons ook niet echt duidelijk wordt waar dat dan wel is toegestaan. De supermarkt is echter wel heel dichtbij en omdat we de afgelopen drie dagen geen nieuwe proviand hebben ingeslagen, storten we ons op een applepie en toetjes (eindelijk!).




Kinlochleven is een rustig stadje dat aan Loch Leven ligt en was het eerste dorp ter wereld waarbij elk huis aangesloten was aan het elektriciteitsnet. De ‘sporen’ hiervan zijn duidelijk te zien in het landschap en helemaal tijdens de West Highland Way, want al vroeg in de afdaling vanaf het hoogste punt van de Way zijn de karakteristieke en niet te missen, gigantische pijnleidingen zichtbaar en het pad naar beneden verlaat de zwarte vervaartes misschien 500 meter. De pijnleidingen lopen vanaf Blackwater Reservoir naar Loch Leven en de bijbehorende krachtcentrale bood in zijn hoogtijdagen werk aan meer dan 700 mensen.
Een andere trekpleister van het plaatsje is the Ice Factor National Ice Climbing Centre. Iets dat in mijn gids niet uitgebreider beschreven werd als ‘don’t forget to visit the Ice Factor’. Op het moment dat je (als je net zo’n toetjesfanaat bent als ik) al een paar dagen geen yoghurt meer hebt gezien, is de kans redelijk aanwezig dat je de verkapping ‘Ice Factor’ opvat als iets waar ijsjes gemaakt worden. Zoals ik al zei, de Devil’s Staircase heeft zijn tol wel geëist.
Omdat het dus niet toegestaan is om op het grasveld te koken en we eigenlijk wel vol zitten na de applepie, besluiten we nog even te chillen op de veranda. Dat is echter maar van korte duur, omdat binnen 10 minuten de eerste regendruppels alweer uit de lucht vallen en we maar besluiten een potje Boonanza te gaan spelen in de tent.