<< Dag 5. Loch Lussa > Carradale
28 juli 2015
Weer word ik wakker van het getik van regen op het tentdoek. Zucht! De kleding in mijn slaapzak voelt als een oncomfortabele bult die ruzie maakt met mijn voeten om de meeste ruimte in de krappe onderkant van mijn mummie-slaapzak. De motivatie om op te staan is nog verder te zoeken dan gisteren en het liefst draai ik me op mijn zij om verder te slapen tot het droog is. Maar we hebben een planning en so far so good, dus deze dag regen zal ons ook wel niet tegenhouden. Bovendien, ook in Schotland moet het een keer weer droog worden, en ik kijk uit naar de camping van vanavond in Tayinloan waar we onze kleren kunnen wassen. In principe had dat ook hier gekund natuurlijk, maar ik vind dat deze campingbaas genoeg geld van ons gekregen heeft. Oké, opstaan dan maar. De kleren in mijn slaapzak zijn wonder boven wonder droog geworden! Hopelijk kunnen we in Carradale een paar vuilniszakken scoren, dan blijven onze kleren tenminste droog.
Weggedoken in mijn regenjas sjok ik naar de douchegebouwen voor een warme douche. We zijn hier nu toch en, typisch Nederlands, we hebben betaald voor al deze luxe, dus dan zullen we er gebruik van maken ook. Nu heeft het wassen van mijn haar totaal geen zin, want met zo’n capuchon op de hele dag is het binnen no time weer viezig, maar voelt super chill zo’n warme douche. Terug bij de tent aangekomen, besluiten we alles bij elkaar te pakken en onze tassen een beetje fatsoenlijk in te pakken in het hokje van de wasmachines. Volledig in de veronderstelling dat er toch niemand in dat hokje zou zitten, stappen we naar binnen waar we opgewacht worden door twee Schotse mevrouwtjes die vol enthousiasme beginnen te vertellen over hun vakantie tot nu toe. Ik weet me nog even snel uit de voeten te maken om mijn haar te kammen, maar Tim heeft minder geluk. Volgens die vrouwen is het inderdaad ‘the worst summer on Kintyre in years’ en hebben we gewoon dikke vette pech met het weer, want normaal is het hier prachtig. Of we via het strand naar het dorp lopen, want dat is zo’n mooie wandeling. Nou had de campingbaas ons gisteren ook al aangeraden toen we vroegen waar de supermarkt hier was, dus onze nieuwsgierigheid naar dat epische strand is wel gewekt nu. Een van de vrouwen weet nog even een weerbericht op haar telefoon tevoorschijn te toveren dat beloofd dat het morgen (eindelijk!) mooi weer wordt. Dit is gewoon de derde dag op rij dat we zo’n beetje non-stop regen hebben, bluh! We bedanken de vrouwtjes en stappen even later – droog! – het strand van Carradale op. Het is inderdaad een mooi strand, maar als Nederlanders zijn we natuurlijk behoorlijk verwend wat strand betreft, dus, om eerlijk te zijn, we zijn niet echt onder de indruk. Na een kwartiertje wandelen komen we bij de buurtsuper van Carradale terecht waar we even onze voorraden aan kunnen vullen, en nadat we terug zijn gelopen naar de splitsing waar we gisteren afsloegen naar de camping kunnen we eindelijk de Kintyre Way weer oppakken.



Vanuit Carradale klimt de KW een behoorlijk eind steil omhoog via een pad dat steeds glibberiger wordt. We lopen voor het eerst op deze route echt door het bos, echte singletracks enzo, en dat is een welkome afwisseling eerlijk gezegd. Vanwege het slechte weer, de kletsende mevrouwtjes en onze detour naar de buurtsuper en terug hebben we nog niet ontbeten vanochtend. Inmiddels is het al tegen enen en begint de klim er behoorlijk in te hakken. Mijn humeur daalt met elke stap die ik verder omhoog zet. Achter me wordt ook Tim steeds stiller. Als mijn wandelstokken voor de zoveelste keer weggegleden zijn, heb ik er even helemaal genoeg van. Ik heb honger, dorst, het regent en we lopen al een kilometer in een wolk van midges (en dan is zo’n kilometer lang!). ‘Het maakt me niet uit hoeveel mijlpaaltjes we nog moeten, ik heb honger en ik wil NU eten.’ Ik voel me echt een verwend kind nu, maar wat ik ook probeerde mijn chagrijnigheid is niet weggegaan, dus ik heb het opgegeven. Wonder boven wonder krijgt Tim me nog tot het volgende mijlpaaltje, waarschijnlijk met de belofte van een millionairscake als we daar aankomen, maar dan is het echt wel eventjes welletjes geweest. Zoals gewoonlijk langs de KW is er niet echt een gelegenheid om pauze te houden (de bankjes zoals we die in Nederlandse natuurgebieden kennen, zijn heel erg schaars hier), dus ik plof maar gewoon in het natte gras naast het pad. Alles is toch al nat, al weet ik niet meer of het zweet is of regenwater.



De ontbijtcombinatie millionairscake, broodjes met stukjes pasta, ribena en water is voorlopig weer een goede bodem voor de komende kilometers. Langzaam maar gestaag klimmen we verder naar boven, waar het pad uiteindelijk uitvlakt, begint te dalen en uitkomt op de zoveelste forestry road. Zucht! Ik besluit mijn klaagzang deze keer maar voor me te houden en stamp stoïcijns door. Tim doet ongeveer hetzelfde en zo lopen we als twee zwijgende donderwolkjes over de weg naar boven, (want die forestry road gaat natuurlijk niet verder naar beneden) tot we om de bocht ineens een wandelaar tegenkomen. De man was ongeveer net zo verbaasd om ons te zien als wij waren om hem te zien, eerlijk gezegd schrok ik gewoon van deze plotselinge ontmoeting. We stoppen even om een praatje met hem te maken en komen er al snel achter dat de beste man ook nog geen andere wandelaars is tegengekomen. Te zien aan zijn aanmerkelijk kleiner rugtas loopt hij van bed&breakfast naar bed&breakfast, wat even later door hem bevestigd wordt. Hij geeft ons nog een tip voor een B&B ergens verderop op de route (dat gaat ‘m waarschijnlijk niet worden, maar goed). De rest van onze etappe naar Tayinloan wordt heel tof, zo belooft de man ons, want we lopen over een aantal kilometer over een heuse windfarm (windmolenpark) en dat is toch wel echt een belevenis. Voor hem was dat toch wel echt het hoogtepunt van deze dag. Ik blijf de man strak aankijken in de hoop zo Tim’s blik te kunnen ontwijken en een lachbui te voorkomen. Sorry, maar ik kijk niet echt meer op van een paar windmolens langs de route sinds het halve IJsselmeer er vol mee komt staan, dus ik kan de beste man nu wel vast vertellen dat wij daar niet echt heet of koud van gaan worden, maar dat houd ik wijselijk voor me. We wensen onze mede-Kintyre Way-loper een goede tocht en vervolgen onze weg weer.

Gelukkig draaien we niet lang daarna van de forestry road af en glibberen via een smal paadje, nou ja paadje, het is eigenlijk meer een stroompje geworden, naar beneden. Mocht iemand ooit nog twijfelen over de waterdichtheid van Gore-Tex, niet doen! Dat is absoluut niet nodig. Ik heb het inmiddels uitgebreid getest en het enige (oprecht) dat nog droog is aan mijn lichaam zijn mijn voeten en sokken, dus hurray! Het stroompje/paadje komt uit op Grianan car park dat bij het ‘bos’ hoort waar we net uit geglibberd komen. De route leidt de parkeerplaats over, via een asfaltweg naar Brackley om vervolgens weer een forestry road op te pakken. Het regent inmiddels weer (of nog steeds) en we lopen tussen de half vervallen schuren en huisjes van Brackley door richting de windfarm. Na ons vaste aantal mijlpaaltjes besluiten we op twee omgevallen telefoonpalen neer te ploffen voor de lunch, bestaande uit een chocoladereep en een broodje met Marmite (de stukjes chocopasta hebben we even achterwege gelaten).
Na de pauze sjorren we onze tassen weer op en vervolgen we onze tocht. De KW slingert zich verder langs Carradale Water, wat we uiteindelijk bij Auchenbreck Farm oversteken. In eerste instantie lijkt Carradale Water een lieflijk stroompje, maar naar mate we dichterbij Auchenbreck Farm komen wordt de rivier steeds ruiger. Als we Carradale Water zijn overgestoken begint de lange klim over een verharde weg naar de windfarm. Deze weg is door de vele regenval veranderd in een constante stroom van water, dat zo nu en dan over onze schoenen heen spoelt. Nogmaals, ik ben erg blij met mijn Gore-Tex schoenen. Het regent nog steeds en van het beloofde uitzicht op de bergen van Arran is niets te zien. De weg wordt steeds steiler, de regen loopt inmiddels bij mijn mouwen in en de motivatie om verder te lopen is bij ons allebei ver te zoeken. Zo ver zelfs dat elk enigszins vlakke stukje dat we zien er aantrekkelijk uitziet om onze tent op te zetten. Eigenlijk zijn we allebei wel een beetje klaar met Kintyre, maar dat houden we beide voor ons omdat we het niet voor de ander willen verpesten. Op een gegeven moment maakt het asfalt weer plaats voor een onverharde weg en precies op dat punt begint de weg weer wat uit te vlakken. Om de 100 meter worden we zo’n beetje gewaarschuwd voor het feit dat we op een ‘construction site’ lopen en dat we elk moment kunnen worden aangevallen door een windmolen als we niet uitkijken. Die moeten dan wel ineens tussen bomen uit komen springen, want tot nu toe heb ik er nog niet één gezien. Ook de beloofde lorries blijven uit, maar net als het bezoek aan de windfarm op een nog grotere teleurstelling uit lijkt te draaien dan we verwacht hadden, duikt daar toch echt ineens een windmolen op. Met de waarschuwingsbordjes nog in mijn achterhoofd grijp ik naar mijn zakmes voor het geval dit een agressief exemplaar is, maar dat blijkt niet het geval. We halen opgelucht adem. De voet van de windmolen ziet er eigenlijk wel uit als een uitnodigende pauzeplek, dus we besluiten het gevaarte voorzichtig te benaderen. Dat lukt. Terwijl wij plaatsnemen op het trappetje naar de ingang van de windmolen, draait het gevaarte rustig verder. Dat we hier zitten is volgens de beschrijving op het informatiepaneel een ‘very rare opportunity’ in Schotland, normaliter mag je als publiek niet zo dicht bij windmolens in de buurt komen. Die dingen schijnen nogal onvoorspelbaar te kunnen reageren op de aanwezigheid van mensen. Bijzonder of niet, het kan ons op het moment eigenlijk weinig schelen. Het is koud, het regent nog steeds en met elke draai van de wieken komt er weer een enorme plens water naar beneden, dus we zijn bijzonder gemotiveerd om na 2 koekjes en wat drinken te beginnen aan de volgende vijf kilometer.
Terwijl we de windfarm af lopen en nog een beetje lopen te bakkeleien over het hoe en waarom de Schotten het zo bijzonder vinden om tussen de windmolens te lopen, terwijl die dingen in Nederland gewoon bij mensen achter het huis staan, worden we voorbij gescheurd door een windfarmmedewerker in een pickup-truck. Geen van ons zou het erg hebben gevonden als de beste man gestopt was en ons een lift naar Tayinloan had aangeboden, maar helaas. De KW daalt een comfortabel stuk, maakt een scherpe bocht naar rechts over Drochaid Burn, begint weer te klimmen en leidt ons uiteindelijk over een kale vlakte langs Loch na Naich het bos weer in. Als we in dat bos zijn aangekomen, hebben we inmiddels weer 5 kilometer gewandeld en is het tijd voor een korte stop. Het miezert nog een klein beetje en aan de lucht te zien, lijkt er een einde te komen aan de regenperiode. Hier tussen de bomen is het windstil, wat tot gevolg heeft dat we binnen no-time weer belaagd worden door midges. We nemen allebei weer een smidge-douche, ploffen naast onze backpacks neer en beginnen aan een mueslireep en chochola. Gelukkig hoeven we nog maar 5 kilometer voor vandaag, want deze dag begint me echt de keel uit te hangen.
Op het moment dat we onze backpacks weer op hebben gehesen wordt het wonder boven wonder droog! Het lijkt er zelfs op dat de zon tussen de wolken door gaat breken. Vol goede moed beginnen we aan het laatste gedeelte voor vandaag. De omgeving waarin we lopen verbeterd ook met elke stap die we zetten. Het bos maakt plaats voor weilanden met schaapjes, we hebben uitzicht op de zee voor ons en Gigha daarin en volgen na de ruïnes van Braids Killean Burn naar de kust. We passeren de restanten van Killean church, wat heel indrukwekkend te zijn om van dichtbij te bekijken, maar daar hebben we even geen puf meer voor. Gelukkig hoeven we niet via de drukke A83 naar Tayinloan, zoals op onze kaart staat aangegeven, maar kunnen we deze weg oversteken om vervolgens via een zwaar overgroeid pas naar het strand, waar we toch maar even weer een rustpauze inlassen. Het zand is zwaar van al het water dat er gevallen is, wat het wandelen niet bepaald makkelijker maakt (helemaal niet met een zware backpack), het uitzicht op Gigha is best wel de moeite waard en we zijn per slot van de som op vakantie. We zitten net goed en wel op twee stenen uit te rusten, als er twee mensen aan komen lopen. Al snel raken we aan de praat en nadat de man van de twee ons bijna een riviertje in had gestuurd (we hadden om de snelste weg naar de camping gevraagd en die was volgens hem gewoon via het strand, maar hij was daarbij vergeten dat het stroompje waar je normaal gesproken gewoon doorheen kunt lopen door de vele regen in een serieuze rivier is veranderd), biedt hij aan ons naar de camping te brengen met de auto. Het is inmiddels 20.15 uur en we zijn allebei helemaal kapot, dus dat aanbod nemen we met beide handen aan.


Als we bij de camping aankomen, blijkt dat deze alleen nog open is voor seizoensplaatsen en gesloten is voor trekkers. Op dat moment kan ik echt wel huilen. Gelukkig zit ik achterin, dus ziet niemand mijn gezichtsuitdrukking. De enige andere camping die de meneer met de auto weet is een heel eind terug, onder Glenbarr. Er zit, gezien onze dringende behoefte aan een douche en het vooruitzicht van de komende drie dagen wildkamperen, niets anders op en de meneer is zo aardig om ons daar naartoe te brengen. Ik ben inmiddels helemaal leeg, heb het ijskoud en moet moeite doen om niet te klappertanden. Gelukkig doet Tim, die voorin naast de man zit, het woord. Onderweg doet de meneer ontzettend zijn best om ons op te vrolijken, hij kent de beheerders van de camping (die ontzettend aardig schijnen te zijn) en brengt ons helemaal naar het uiterste puntje van de camping waar we een plekje langs het strand vinden. Hij biedt nog aan om te helpen de tent op te zetten, maar we bedanken hem hartelijk. Als hij weg is, kan ik nog net zonder te bibberen en te huilen naar huis bellen om te zeggen dat alles oke is. De campingplek is echt heel tof, maar als de tent staat, kruip ik in al mijn thermokleding, fleecevest, donsjas en met een dikke muts op in mijn slaapzak. Ik voel me zwaar miserabel en wil eigenlijk alleen maar slapen. Tim dwingt me gelukkig nog om de noedels die hij net, ondanks zijn eigen vermoeidheid, gekookt heeft op te eten en daarna val ik uitgeput in slaap.
>> Dag 7. Middle of nowhere ten zuiden van Glenbarr > Campbeltown