<< Dag 3. Lauwersoog > Norderney
15 juli 2009
Ik word vroeg wakker van bonkende voetstappen op het dek. Terwijl ik de slaap zo snel mogelijk uit mijn hoofd probeer te drijven, wurm ik me in mijn slaapzak richting het luik boven me dat op een kiertje staat. Er komt nauwelijks licht naar binnen. Door de smalle opening zie ik dat het nog donker is. Wat gebeurt er in vredesnaam? Er galmt een schurend geluid door in mijn slaapkooi. Even later hoor ik de bonkende voetstappen weer en zie ik nog net mijn vader over het dek naar achteren lopen. Hij heeft zeker een of andere tikkende lijn vastgezet. Kan dat dan niet wat zachter?!
De motor tuft weer gemakkelijk en de zee is spiegelglad. Frustrerend is dat! Er wordt gewoon wind voorspeld en die is er gewoon niet! Daar komt bij dat het ook nog vrij mistig is en dat we niet echt super zicht hebben. Net als ik goed en wel op het dek zit te turen naar de volgende boeit schuift er out of the blue een wolk voor de zon en begint het keihard te plenzen. Bizar! Even later is het weer droog en schijnt de zon weer. We zijn echt in de dolldrums beland!

14.10 uur – In de verte doemt de boei Q3 op. Een opgewonden gevoel borrelt in me omhoog. De Jade! Na de Jade moeten we afslaan naar het noorden om bij de Elbe te komen. Naar mate we dichterbij de Jade komen, worden de contouren van de immense vrachtschepen steeds duidelijker. En er komt er eentje keihard onze kant op. Nog voordat ik iets kan zeggen hoor ik de motor van Seabreeze vertragen en als het schip voorbij is weer versnellen. De Jade en de Weser zijn niet makkelijk over te steken. Het moet haaks en de stroming is nogal sterk, waardoor Seabreeze opzij wordt gedrukt. Vanuit mijn ooghoek zie ik een Pilot varen en Lars en ik zitten hem vol spanning na te kijken, terwijl mijn moeder Seabreeze koelbloedig naar de overkant stuurt. De Pilot verdwijnt tergend langzaam uit het zicht. Terwijl ik de volgende waypoint op de kaart opzoek, wordt mijn haar opgetild en als ik opkijk, zie ik kalme golfjes op het water komen. Het waait! Eindelijk!

21.00 uur – Moe en verveeld tuur ik naar de lichtbaken voor ons. Het groen-witte ding lijkt maar niet dichterbij te komen. De irritatie slaat toe en ik hoor Lars zuchten. “Hebben we stroom tegen ofzo?” Inderdaad, stroom tegen op de Elbe. Cuxhaven is in zicht en het frustrerende is dat we eerst nog helemaal een bocht moeten maken vanwege de ondieptes voor de kust. Gefrustreerd steek ik mijn hoofd de kajuit in en zie op de GPS dat we een snelheid hebben van 3,0-3,2 knots. Dat valt dus nog mee. Ik hoor van mijn moeder dat het in Nederland windkracht 6 waait. Als wij nou 3 Bft mogen en daar in Nederland 3 Bft… Het voordeel is wel dat wij de hele dag mooi weer hadden en dat het in Nederland regende. Ik kijk op de kaart. Nog 6 mijl naar Cuxhaven…


23.30 uur – Ik kan mezelf nauwelijks horen schreeuwen boven het geraas van de motor en het bulderende geluid van de golven. Vanaf het voordek heb ik als navigator het beste zicht, maar de slechtste communicatie met de schipper. “Daar, naar die knipperende boei!” Mijn moeder knikt en ik hoor Lars een wat exactere plaatsbeschrijving geven. Na het zoveelste containerschip dat ons voorbij suist, begint Seabreeze ongelofelijk te wiebelen. Ik houd me vast aan de zeereling en besluit dat ik het al lang niet meer leuk vind. Ik ben moe en ik wil slapen. Even denk ik aan het boek dat ik net uit heb: “Solo rond de wereld” van Ellen MacArthur. “Die ging ook door, dus stel je niet aan!” zeg ik tegen mezelf. Het lijkt net of Seabreeze met een gigantische vaart door het water suist, maar schijn bedriegt. Het is het water dat met een misselijk makende snelheid langs ons suist. Wij gaan 1,5 knoop vooruit. Langzaam komt de haven dichterbij, heel langzaam… “Kom op, Seabreeze, je kunt het”, mompel ik terwijl ik haar een bemoedigend klopje geef. Voordat ik opsta om weer naar de kuip te gaan, haal ik nog iets uit “Solo rond de wereld”.
“A donf, Seabreeze! A donf!”
(Pak ze, Seabreeze! Pak ze!)