1 augustus 2012
De wind en de regen laten het tentje klapperen, het beekje iets verderop lijkt veranderd te zijn in een stroomversnelling inclusief serieuze waterval die zich een stuk in de richting van onze tent verplaatst lijkt te hebben. Erg veel trek om mijn slaapzak uit te komen heb ik niet, want het enige comfortabele in de wereld lijkt op dit moment de combinatie van mijn lievelingstrui, de laag stof die mijn slaapzak heet en de ‘goedemorgen’ smsjes van mijn moeder en mijn vriendje te zijn. Lisa denkt er schijnbaar anders over, want die is al bezig te ontbijten en de ritsen van de binnentent en haar slaapzak open te maken. ‘Oh man, ik moet naar de wc en wat een schijtweer.’ Als ze even later buiten staat en de tent weer dicht heeft geritst ‘Oh het is wel droog trouwens’, besluit ik toch ook maar geen aansteller te zijn en begin ik met het inpakken van mijn slaapzak. Mijn matje is nog wat vochtig aan de onderkant, dus die laat ik maar even drogen terwijl ik ga douchen en me verder klaar maak voor vertrek.
Buiten is het inderdaad droog, maar het is zo mistig dat de overkant van Loch Lomond, dat hier toch echt niet zo breed is, niet meer zichtbaar is en ik zie onze Franse buurjongen zijn spullen uithangen onder het afdakje van het receptiegebouw. Als ik richting toiletgebouw loop, merk ik dat al zijn spullen waarschijnlijk doorweekt zijn, want op zijn gedeelte van het veldje staat een laag water van ongeveer 5 centimeter.
De warme douche is een welkome traktatie en niet veel later staan we, ondanks de natte tent die ik nu mee moet zeulen naar Inverarnan, bij de receptie voor 2 cola en een rol koekjes. En eigenlijk ook om te betalen, maar de vrouw achter de receptie zit dusdanig te slapen, dat ik besluit om nog maar even de arme student uit te hangen en als Lisa haar cola betaald heeft en de vrouw mij om 2 pond heeft gevraagd voor de cola en de koekjes, besluit ik wijselijk mijn mond te houden en haar de verschuldigde 2 pond te geven. Met mijn braafste glimlach wens ik haar een prettige dag, glimlacht zij terug en wenst ons een prettige dag en succes op onze tocht en loop ik met Lisa in mijn kielzog de receptie uit, terwijl ik haar ten strengste vanuit mijn mondhoek verbied te gaan lachen. Buiten stoppen we snel onze boodschappen ergens in onze tassen en lopen zo onopvallend mogelijk het terrein af. Eenmaal uit het zicht moeten we eerst een kwartier bijkomen van het lachen en elkaar even overtuigen dat we gewoon verder gaan en niet teruglopen om alsnog te betalen. Dus toch nog wildgekampeerd. En wel op een camping.
Rowardennan leek niet zo ver meer, maar het pad leidt langs de oevers van Loch Lomond en dat is niet een fijn stukje Tjeukermeer waar je eventjes langs fietst. Het pad is meer een soort ‘hoe stap je van rotsblok naar rotsblok zonder over plantjes te struikelen’ en het kost ons uiteindelijk 2 uur om in Rowardennan aan te komen. Het plaatsje bestaat eigenlijk uit een hotel, een paar huisjes en een hostel dat ongeveer een kilometer verderop ligt. Bij het hotel besluiten we dat het absoluut niet langer kan zonder een kop koffie en we strompelen naar binnen. In het café-gedeelte van het hotel is het heel aangenaam en doet de tv verslag van de halve finale roeien op de Olympische Spelen in London, waar Nederland ook in actie moet komen. Onder het genot van een heerlijke kop cappuccino en een koekje zitten we bij te komen van het geklauter. Om 12.30 uur dwingen we onszelf op te staan en verder te gaan met onze tocht. Next stop, Inversnaid!


Tenminste dat was het voornemen, want na een kilometer of 2 begint het te hozen en na nog eens 2 kilometer is er niets meer waterdicht, alleen gelukkig de regenhoezen om onze tassen. Tel daar nog een kilometer bij op en we voelen ons zo ellendig dat ik begin te vrezen voor gevaar op onderkoeling. We besluiten even te gaan schuilen onder een grove den die nog het meeste water tegen lijkt te houden en daar blijkt dat Lisa de thermische deken, die we nu toch eigenlijk wel nodig hebben, vergeten is. Op dat moment moet ik toch wel wat woorden inslikken en kost het heel veel moeite om ons toch meteen maar weer op weg te krijgen naar Inversnaid. Een voorbijganger speelt daar ongemerkt een grote rol in als hij mijn argumenten, dat het nog ongeveer 3 kilometer is, bevestigt. Het laatste stuk naar Inversnaid wordt het pad glibberiger en moeten we een aantal keer een stel behoorlijk snel stromende watervallen oversteken zonder brug. De keuze daarbij is van steen naar steen naar de overkant en natte voeten krijgen of een val van 50 meter maken en niet weten waar je precies uit komt, want de bodem van de rotswand is niet te zien door de regen en de mist. Na nog twee bochten komt uiteindelijk de grootste waterval die ik tot nu toe heb gezien in zicht en is daar eindelijk het Inversnaid Hotel aan de overkant van de watervallen die we gelukkig met twee bruggen over kunnen steken. De watervallen van Inversnaid zijn overigens erg indrukwekkend en zijn een ware attractie voor toeristen. Alleen is het door de weersomstandigheden erg rustig.

Het Inversnaid Hotel heeft een aparte ingang voor wandelaars en een aparte ruimte waar we onze natte spullen kunnen laten staan. Binnen zitten nog meer verzopen wandelaars te genieten van de welkome behaaglijkheid. Na een korte blik op de menukaart kiezen we allebei voor een panini met kaas en ham en een cappuccino. Dat laatste hebben ze niet, dus dat wordt een gewone kop koffie. Eigenlijk kan het me op dit moment niet echt meer schelen wat voor drinken ze ons serveren, zolang het maar warm is. Terwijl we ons tegoed doen aan de koffie en de broodjes, buig ik me over de kaart en kom tot de schrikbarende conclusie dat we nog zo’n 13 kilometer moeten wandelen voordat we in Inverarnan aankomen. Voorzichtig breng ik het nieuws over aan Lisa, terwijl ik erbij vertel dat het me eigenlijk niet kan schelen hoe lang we hier nog blijven rusten, als we maar verder lopen. Al komen we om 22.00 uur aan in Inverarnan. Gelukkig stemt ze in met de plannen en om een uur of 17.00 vervolgen we onze weg. Het is op dat moment gelukkig droog en een half uur later breekt de lucht en schijnt de zon zelfs. Op dat moment lopen de twee gelukkigste mensen ter wereld langs de oever van Loch Lomond, die op dat moment nog redelijk begaanbaar is. Maar die begaanbaarheid duurt niet lang meer en een stuk van 4 kilometer over rotsen en boomwortels houdt dusdanig op dat we pas om 20.30 uur over de helft van de geplande 13 kilometer zijn. Als we besluiten even te gaan rusten, maak ik ook voor het eerst kennis met het fenomeen Midges, hele kleine, agressieve muggetjes die nu de zon schijnt in grote getale tevoorschijn komen. Omdat onze pauzeplek bestaat uit een grasvlakte, met weleenswaar heel hoog gras maar dat is wel plat te trappen, besluiten we in eerste instantie hier ons kampement op te slaan. Een eindje verderop liggen een paar motorjachtjes, dus het lijkt ons een zeer geschikte plek. Op mijn verkenning van het terrein kom ik tot de ontdekking dat we het veld moeten delen met een stel geiten met gigantische horens, een schop en twee zagen die verspreid in het gras liggen. Ineens lijken de jachtjes die aan de oever liggen niet zo leuk meer en ook Lisa lijkt niet zoveel trek meer te hebben in een overnachting hier. Meteen pakken we onze tassen weer op en lopen verder. De afgelopen 27 kilometer beginnen echter toch wel hun tol te eisen van mijn benen en als 2 kilometer verderop twee verlaten huisjes in zicht komen, kan het me eigenlijk niets meer schelen, als ik maar kan slapen. Ik stel voor te kijken of de huisjes op slot zijn en anders daar te gaan slapen. Een van de huisjes blijkt open te zijn en in te zijn gericht voor backpackers om de nacht door te brengen. Het blijkt een zogenaamde ‘bothy’ te zijn. Lisa is er echter nog niet zo van overtuigd en vindt het meer een moordenaarhut.

We besluiten in ieder geval maar te gaan koken en wel in de ingang van de bothy, zodat we het pad naar de ingang in de gaten kunnen houden. Terwijl we aan het koken zijn, wordt het steeds donkerder en eigenlijk hebben we niet echt meer een andere keuze meer dan te overnachten in de bothy. Het lijkt ons sowieso wel een goed idee om het thuisfront op de hoogte te stellen van onze locatie, mocht er wat gebeuren. Mijn moeder reageert heel nuchter en wenst ons een goede nacht. Ik had ook niet anders verwacht eigenlijk. Lisa licht haar ouders en een vriendin in, maar lijkt er nog steeds niet erg gerust op. In de veronderstelling dat Tim haar wel gerust kan stellen draai ik zijn nummer en verwacht de vertrouwde bromstem van mijn vriendje aan de telefoon te krijgen. In plaats daarvan hoor ik een piepstem die ik totaal niet thuis kan brengen en dreig op te hangen, omdat ik niet geloof dat het Tim is die ik aan de lijn heb. ‘Nee, nee, ik ben het echt! Niet weg gaan! Waaaacht!’ Ik brom iets als praat dan ook normaal en vraag dan waarom hij dan in vredesnaam zo raar klinkt. Het blijkt dat Tim ook aan het wildkamperen is, maar dan op een plek waar je een boete boven het hoofd hangt als je gepakt wordt, dus meneer staat doodsangsten uit. Fijn, de situatie verschuift van een bang persoon tot twee bangerds en een hoge telefoonrekening. Ik voel een lachbui opkomen en probeer nog te vragen of Lisa dan telefonisch gekalmeerd kan worden, maar vriendlief is te bang. Dus ik sta er weer alleen voor en hang maar op voordat de rekening helemaal uit de klauwen loopt en bovendien moet ik buiten staan om bereik te hebben, het wordt donker en ik word aangevallen door een zwerm midges. ‘En?’ vraagt Lisa als ik weer terug ben. ‘Nou, hij is waarschijnlijk nog banger dan wij, want ze zijn zelf illegaal aan het wildkamperen en is nu waarschijnlijk bezorgd om ons’ we schieten allebei in de lach en besluiten de deur dicht te doen en ons bed klaar te maken.
Het feit dat de deur niet helemaal in het slot kan, lijkt ons in eerste instantie niet zo’n probleem en met onze zakmessen naast onze kussens proberen we te gaan slapen. Ik ben net in slaap aan het vallen als ik wakker schrik door het geluid van de deur die opengaat. ‘Aah!’ ‘Who’s there?’ we schijnen met onze hoofdlampen op waar wij verwachten een gezicht te zien, maar zien niets. Ik verwacht dat het de wind was, die inmiddels weer is opgestoken, maar omdat we duidelijk een gekras aan de deur horen zakken onze blikken naar beneden, waar een marter naar binnen probeert te kruipen. Mijn blik valt meteen op de plek achter de deur waar de etensresten nog op de grond liggen. Die zijn we vergeten op te ruimen en daar komt vriend marter natuurlijk op af. Ik vloek inwendig en probeer het beestje weg te jagen, maar hij laat zich niet afschrikken door lawaai. ‘Ga er heen! Jaag m weg!’ roept Lisa me toe. ‘Ja, ga zelf!’ roep ik terug, omdat mijn slaapzak eigenlijk wel lekker ligt en ik vrij weinig zin heb om op sokken over de koude stenen vloer te lopen. Als Lisa ook geen aanstalten maakt om haar slaapzak uit te komen en de marter nog steeds in de deuropening staat, kom ik toch maar in actie. Zodra ik mijn slaapzak uit ben, kiest de marter eieren voor zijn geld. Ik zucht en loop naar de deur om iets te zoeken waarmee ik hem kan barricaderen. Ergens naast de deur ligt een dikke baksteen die naar mijn idee goed genoeg is om te marter mee tegen te houden. Ik druk de deur zo ver mogelijk dicht en leg de steen ervoor. Het gewicht van de baksteen is niet heel overtuigend, vind ik, dus ik zet een van de stoelen ook nog voor de deur. ‘Zo, die is dicht’ en ik kruip weer in mijn slaapzak, waar we eerst nog een lachbui hebben alvorens we weer besluiten te gaan slapen. Ervan overtuigd dat we nu gewoon kunnen slapen, nestel ik me behaaglijk in. Maar die overtuiging is niet van lange duur, want de marter loopt nog steeds om de bothy op zoek naar een ingang. We horen zijn gegil, een gevecht met waarschijnlijk een andere marter en vervolgens weer een verwoede poging om de deur open te krijgen. Als tegenaanval beginnen wij allerlei dingen te roepen, maar dat werkt net zo goed als de vorige keer, namelijk niet. De deur gaat in ieder geval niet open en ik besluit om toch maar gewoon te gaan slapen. Maar dan komt het onherroepelijke toppunt van de avond. Het moment dat we allebei naar de wc moeten en weten dat als we naar buiten gaan om te plassen de hele bothy binnen no-time vol marters staat. Groot probleem! Want blijven liggen en hopen dat je in slaap valt is geen optie meer op het moment dat het signaal ‘help, ik moet plassen’ zich heeft aangediend. ‘Weet je wat, Lisa? Daar in de hoek bij de deur staat een emmer, ik ga daar wel op.’ ‘Hahahahahahahaha, doe maar. Haha.’ ‘Ja, stop nou met lachen, nu moet ik alleen nog maar nodiger!’ ‘Haha, ja ik ook.’ ‘Grmbl!’ en ik wurm me weer uit mijn slaapzak en probeer uit het raam te kijken om zo meer duidelijkheid te krijgen over het tijdstip waarop we leven op het moment. Wat natuurlijk een kansloze missie is, want ik ben nog steeds niet bedreven in het aan de stand van de maan zien hoe laat het is en langer op koude stenen staan, betekent nog nodiger moeten plassen. Gedreven door mijn blaas huppel ik naar de emmer bij de deur, probeer de inhoud ervan (want het deed dienst als vuilnisbak en haardvuurblusser) enigszins netjes op een bultje te leggen (wat natuurlijk niet lukt) en neem plaats op de rand van de emmer. Mijn beste idee van deze vakantie tot nu toe en in een moment van helderheid dwaalt mijn blik af naar de deur waar de marter nog steeds probeert versterking te regelen om de deur open te breken. Mijn blik blijft steken op het slot dat alleen van binnen open en dicht gemaakt kan worden en aangezien marters naar mijn weten nog steeds niet beschikken over haarspelden en inbrekersskills, lijkt mij dat het beste wapen tegen onze vrienden buiten.
Terwijl ik wat zand in de nieuw gecreëerde wc gooi, valt mij op wat het probleem met de deur is. Het gevaarte hangt een beetje scheef in zijn voegen en kan volgens mij gewoon dicht als je hem een beetje in de goede richting duwt. Ik loop naar de deur, til hem een beetje op en laat de klink in het slot vallen. ’Ha! In your face, marters! Takataaa!’ en verklaar de bothy officieel marterproof. Als Lisa zich ervan heeft verzekerd dat het absoluut veilig is, gaat ook zij naar de wc. Na ons nachtelijke avontuur met de plasemmer en de deur, besluiten we een slok Mummelman te nemen en te gaan slapen. De alcohol doet zijn werk en binnen de kortste keren lig ik heerlijk te slapen.