<< Dag 24. Cuxhaven > Norderney
5 augustus 2009
4.00 uur – Ik hoor iets wat ik absoluut niet thuis kan brengen. “Waar ben ik? Wat gebeurt er?” Het geluid houdt maar niet op en dan pas dringt het tot me door dat het om mijn wekker gaat en dat we vandaag naar Nederland gaan. Ondanks mijn vermoeidheid maakt mijn hart een klein sprongetje. Hoe gaaf het buitenland ook is, Nederland is mijn thuis. Het land waar ik toch het liefst weer terugkom. Übertraag sta ik op. Lars is toch al bezig met optuigen. Het is nog donker buiten en het lijkt alsof wij de enige zijn die al in de weer zijn.

5.54 uur – Drie puntjes geven aan dat de horizon recht is, dat het water straks niet uit de foto loopt. Ik knijp mijn rechteroog wat dichter tegen het, ondanks het vroege uur, toch wel felle zonlicht. De Olympus piept twee keer en stelt scherp. Ik wacht nog even tot het juiste moment en druk dan de sluiter in. Klik klikklik.. en de zonsopgang is gevangen op het geheugenkaartje van de E-520. Ik schiet nog twee plaatjes en loop naar het voordek op zoek naar nog een paar interessante foto’s. Echt geweldig om een zonsopgang op het water mee te maken. Hoe erg ik ook een hekel heb aan vroeg opstaan, dit wil ik echt niet missen.
11.30 uur – Zo relaxt als het net nog waaide, zo windstil is het nu. De Noordzee is zo glad als een spiegel en als de motor niet zou draaien, zou het hier waarschijnlijk muisstil zijn. En bloedheet. In de verte doemt Schiermonnikoog op. Borkum ligt nog een beetje naast ons, dus we zijn nog in Duitsland. Maar volgens mij wil Seabreeze ook graag naar haar land van herkomst. (Seabreeze is een heuze Contest van Nederlandse bouwer, compleet met tulp in het zeil). Want onze beste boot gaat prompt een knoop harder. Ik denk dat ik mijn bikini maar weer eens uit de kast haal.
14.00 uur – Waypoint H1 ligt achter ons en dat betekent: WE ZIJN IN NEDERLAND!!! Alleen de Groningse kleuren wapperen weer in de mast. Het waait weer en zo zeilen we richting de vaargeul over het Plaatgat ten noorden van Schiermonnikoog.

15.5o uur – We vliegen over de Waddenzee richting Lauwersoog. Opeens klinkt een bescheiden knal en zie ik iets wits over mijn hoofd in het water vallen. Als ik omkijk, zie ik de pikhaak drijven. Mijn moeder ziet het ook en is vastbesloten onze trouwe helper te redden en terug te krijgen. “Man overboord!” “Klaar voor de wending… Ree!” We vliegen overstag en draaien vlak voor een vissersboot voor de wind. “En nu zoeken.” Er klinkt iets wanhopigs door in de stem van mijn moeder. Ik trek mijn reddingsvest uit en ren naar het voordek. Iets rechts van de boot drijft een twee meter lange pikhaak op de golven. “Mam, daar! Rechts” Seabreeze draait bij en ik vraag me af hoe we dat ding in godsnaam aan boord gaan krijgen. Er flitst een idee door mijn hoofd, plan A. Plan B? Erachteraan duiken. Ik trek mijn hemdje over mijn hoofd en klem hem vast onder het reddingsvlot. Thank God voor mijn bikini en boardshort. Ik grijp een zijstag vast en ga overboord hangen. Met mijn hand kan ik er nooit bij, dus dan mijn zeer getrainde – ik kan er zelfs mijn sokken mee aantrekken en een dvd in een dvd hoesje stoppen – tenen maar. Zonder verder na te denken steek ik mijn voet in het water. Mijn tenen grijpen de stik en als de haak boven water komt, neemt mijn rechterhand het over. Als een speer steek ik de pikhaak met een oorlogskreet de lucht in. De kreet wordt beantwoord door mijn moeder en Seabreeze leeft weer op en vervolgd haar weg naar de sluis.

17.30 uur – We liggen in de sluis van Lauwersoog. De rust is wedergekeerd. “Voeren jullie nou net op de motor of volledig op de zeilen?” Mijn vader en ik kijken vragend naar de vrouw op het voordek van de boot naast ons. “Omdat jullie de kegel nog in de mast hebben.” “Nee, op de zielen. We komen van Norderney, vandaar.” Ja hoor, en dan zeggen dat mamma dat aan iedereen vertelt. “Nou, het zag er in ieder geval super uit!” Ik kijk naar mijn moeder op het achterdek en grijns. Zo, die kun je in je zak steken. Meteen daarna haal ik de kegel uit de mast. Om verdere misverstanden te voorkomen.
19.00 uur – We staan in de kajuit, mijn moeder, Lars en ik. Het is even stil. “Nou, we hebben het gedaan. High five!” Ik klap mijn hand tegen mijn moeders uitgestoken hand aan en omhels haar kort. Even later kletsen de vuisten van Lars en mij tegen elkaar aan. Zo hard, dat mijn knokkels er pijn van deden. Wat een geweldige reis was dit. Ik voel me een beetje Ellen MacArthur die terug is van haar reis. Al had zij natuurlijk een veel langere reis gemaakt dan wij. Maar goed. Het gaat om het idee.