<<Dag 18. Fort William > Kinlochleven
10 augustus 2015
Er schijnt iets door het tentdoek in mijn gezicht. Half in slaap besluit ik dat dat ongetwijfeld iemand met een vervelend hoofdlamp moet zijn en nestel me wat verder naar beneden in mijn slaapzak. Nog even verder slapen, het is vast nog donker. Nog geen minuut later haalt mijn wekker me volledig uit mijn slaap. Het is heel erg licht en er vallen schaduwen van de bomenrij naast ons op het tentdoek. Ik schiet overeind. De zon schijnt! Eindelijk! Om ons heen op het veldje klinkt het gerommel van andere kampeerders die al bezig zijn met hun spullen bij elkaar te pakken. Het merendeel van de lopers zal vandaag wel naar Fort William gaan, en die zullen – logisch – vroeg vertrekken. Onze etappe loopt vandaag vanuit Kinlochleven via de Devil’s Staircase en Kings House naar het Glen Coe Mountain Resort, waar we van plan zijn op de camping te overnachten. Geen hele lange etappe dus, maar met een aardige hoeveelheid hoogtemeters. We kunnen vanochtend een beetje rustig aandoen, maar besluiten toch niet te veel te treuzelen. Er wacht vrijwel meteen een klim van 8 kilometer op ons en dan kun je beter maar wat eerder beginnen om een beetje uitloop te hebben. Terwijl de tent over de omheining van de camping uithangt om te drogen, zitten we rustig ons ontbijt te verorberen.
Een half uurtje later zijn we onderweg. De tent is vrijwel helemaal droog (scheelt weer gewicht) en het is prachtig weer. Bijna warm zelfs. Ik verbaas me er toch altijd weer over hoe verschillend het weer hier kan zijn. Aan de andere kant van de bergen lijkt het heel erg bewolkt en misschien wel te regenen. Ongetwijfeld heb ik straks mijn regenjas weer nodig, maar voor nu geniet ik nog even van de zon op mijn gezicht. We klimmen gestaag omhoog, over de pijpleidingen van wat ooit een aluminiumfabriek was. De pijpleidingen en de bijbehorende waterkrachtcentrale leveren nog energie voor de aluminiumfabriek in Fort William. Het pad loopt dan nog een klein stukje parallel aan de pijpleidingen, maar buigt dan meer af het bos in. Inmiddels komen de eerste lopers ons alweer tegemoet. De route kronkelt zich via een aantal steile klimmetjes en bruggetjes over bergbeekjes verder omhoog, het bos uit. Bij een huis dat er verlaten uitziet, buigt de WHW zich via een singletrack van het brede puinpad richting ruiger en onbeschut terrein. Inmiddels hebben we er alweer 5 kilometer op zitten. Tijd voor pauze!



Vanaf onze pauzeplek hebben we een mooi uitzicht op Kinlochleven dat inmiddels bijna onder een wolk is verdwenen. Vreemd, want dat zou betekenen dat wij ook in een wolk moeten staan en dat is niet zo. Het is wel bewolkt inmiddels, maar het lijkt alsof we boven de witte watjes boven Kinlochleven staan. Nu de zon weg is, is de temperatuur ook behoorlijk gedaald. We besluiten beide onze regenjassen maar vast voor de dag te trekken. Dat scheelt weer als het straks gaat regenen en voor nu houdt het de wind mooi tegen. We hijsen onze tassen weer op en vervolgen onze weg. De singletrack loopt een stuk minder makkelijk dan het puinpad door de onregelmatige ondergrond en nog geen kilometer later begint het inderdaad te stortregenen, wat de voortgang door de gladde stenen ook niet echt bevordert. We bevinden ons daarnaast in het spitsuur van wandelaars richting Kinlochleven, waardoor we eigenlijk meer naast dan op het pas lopen. De regen sijpelt inmiddels via mijn benen mijn schoenen in. Fijn dit. Langzaam maar zeker komen na de laatste bochten via de bergflank de cairns van de top van de Devil’s Staircase in zicht. De gedachte aan de kop koffie die we onszelf daar beloofd hebben, motiveert me om de laatste meters in de regen door te stappen. Nog één bocht en dan staan we Glen Coe in te kijken. Wat een gaaf uitzicht. Het is wel heel erg bewolkt, maar dat mag de pret niet drukken. Ik plof mijn tas tegen een steen en ga op zoek naar een geschikte plek om te plassen (ik moet echt heel nodig). Tim is een beetje foto’s aan het maken. ‘Moet je die wolken zien! Wat gaaf! Het lijkt wel of er een wolk uit Kinlochleven gedreven komt.’ Ik kijk om. Heel apart inderdaad. De zon schijnt er op de een of andere manier op, waardoor de wolk een beetje gelig oplicht. Bijzonder. Ik draai me weer om richting Glen Coe en maak nog wat foto’s van het uitzicht aan die kant, zodat ik mijn moeder het uitzicht kan sturen. Buachaille Etive Mor is inmiddels volledig in een wolkenpartij gewikkeld. Nog meer regen straks.







Gelukkig is inmiddels het water voor de koffie klaar. Ik begin het een beetje koud te krijgen, dus iets warms gaat er wel in. Terwijl het water door het filter in mijn mok druppelt, sjor ik mijn regenbroek over mijn schoenen. Het wordt langzaam donkerder en het begint harder te regenen. Nog even de koffie opdrinken en dan snel naar beneden. Met de mok in mijn handen tuur ik terwijl de warme damp van de koffie mijn gezicht verwarmt in gedachten verzonken richting Kings House. In de verte klinkt gerommel alsof er een vuilniswagen containers aan het inladen is. ‘Vreemd dat je dat hier kunt horen’, denk ik nog. Ik besteed er niet te veel aandacht aan en probeer of mijn koffie al op drinktemperatuur is. Tim is inmiddels alvast de pannetjes weer in aan het pakken. De eerste slok koffie is nog een beetje te heet, maar voor ik de kans krijg om mijn verbrande slokdarm te koelen met wat water worden we opgeschrikt door een enorme flits. ‘Wat was dat?!’ Ik draai me met een ruk om. In mijn hoofd was het een fotocamera. ‘Opdrinken die koffie!’ Geïrriteerd kijk ik Tim aan. ‘What the fuck is jouw probleem in…’ BAM! ‘NU!’ Ik schrik en smijt mijn mok leeg. ‘SHIT! Onweer!’ De schrik slaat me om het hart. ‘Tim? Wat nu?’ Tim grijpt mijn mok uit mijn handen. ‘Als de wiedeweerga naar beneden natuurlijk. We gaan hier niet blijven. Hoe snel is je tas ingepakt?’ Die is praktisch dicht. ‘Oké, lopen! Ik kom zo.’ Heel eerlijk, ik houd echt niet van onweer. Half in paniek begin ik zo snel als ik kan met mijn bepakking te lopen. Dit bevalt me helemaal niets, want ik heb het gevoel dat ik Tim achterlaat. Ik aarzel. Weer een flits en een donder. ‘LOPEN JIJ! Ik ben al onderweg!’ Aaaaahhh! Inwendig vervloek ik mezelf. Die wolken vanuit Kinlochleven, de plotselinge ‘kou’, dit had ik moeten zien aankomen, sowieso. Ik kijk nog een keer achterom om me ervan te verzekeren dat Tim echt achter me loopt en stort mezelf dan naar beneden.

Mijn schoenen maken splash-geluiden bij elke stap die ik zet. Ik weet zeker dat het water van de bovenkant naar binnen gelopen is door mijn onbenullige manier van lopen, maar dat maakt me nu niet echt uit. Het stortregent en ik hoop echt heel erg dat de liners in mijn backpack zo waterdicht zijn als ze zouden moeten zijn, anders heb ik een hele natte slaapzak vannacht. Weer een flits en vrijwel meteen de donder er achteraan. Ik duik automatisch in elkaar en probeer nog sneller te lopen. Alleen dat laatste gaat niet, want het pad voor me wordt versperd door twee Spaanse jongens die hun mountainbikes met bagagekarretjes tegen de helling omhoog aan het duwen zijn. What the…? Volgens mij heb ik ze aangestaart zoals ik twee spoken zag lopen. Hoe? Waarom? Oké, doorlopen. ‘Okeeee…’, hoor ik achter me. Goed, Tim heeft het ook gezien, dus ik hallucineer nog niet. Ik schud mijn hoofd nog eens van verbazing en versnel dan weer. Op de een of andere manier regent het nog harder dan net en ik wil hier zo snel mogelijk uit. Na nog twee haarspeldbochtjes staan we onderaan de Devils’ Staircase tussen de verzopen wandelaars die blijkbaar allemaal nog naar boven moeten. We blijven niet te lang treuzelen en vervolgen onze weg weer.
In zulke weersomstandigheden zie je de gekste dingen dat blijkt wel weer, want voor ons op het pad loopt een man met een paraplu alsof hij tijdens een zondagswandelingetje door een buitje is overvallen. Het routeboekje heeft hij als een krant onder zijn arm geklemd. Hoe de beste man het voor elkaar krijgt om zijn paraplu heel te houden is me helemaal een raadsel. Tijdens het voorbijgaan kijk ik nog even vluchtig naar hem, maar struikel daarbij bijna over een steen dus ik richt mijn blik snel weer op het pad dat inmiddels meer in een stroompje is veranderd. Na een laatste klap is het onweer eindelijk voorbij, maar het regent nog steeds heel hard en het lopen op dit tempo is nog goed vol te houden, dus we schieten lekker op. Tot we ineens voor een snelstromend riviertje staan. Volgens de kaart moet dit een klein onschuldig stroompje zijn, waar we vrij makkelijk via stepping stones overheen kunnen, maar dat is inmiddels veranderd in een mini-waterval en van de stepping stones valt nog weinig te zien. Ik twijfel. De kracht van het water is behoorlijk en als ik in het water stap, wordt mijn voet meteen opzij geduwd. Stap terug. ‘Misschien kunnen we iets verder naar boven oversteken? Daar lijkt het smaller.’ Tim knikt instemmend. We hobbelen naar boven, naar een gedeelte van het riviertje dat mij smaller lijkt dan op het pad. Nog iets te breed om overheen te springen, zeker met een backpack op, maar in het midden lijkt een steen die redelijk stabiel boven het water uitsteekt. Ik haal diep adem en spring naar de steen in het midden. Die is alleen nogal glad (want regen, duh!) en voor ik het weet, lig ik languit in het riviertje. Shit! Het water stroomt nu echt via de bovenkant van mijn schoenen en de ritsen van mijn regenbroek naar binnen, en mijn regenjas is ook niet zo waterdicht als je ermee in het water gaat liggen. Zo snel als ik kan (en dat gaat met een backpack), probeer ik omhoog te krabbelen en de andere oever op te klimmen. Waren we nou toch maar gewoon via het pad gegaan. Tim komt gelukkig wel zonder problemen het riviertje over en we klimmen weer naar beneden naar het pad. Ik heb mijn knie vervelend gestoten tijdens mijn valpartij en daar heb ik tijdens het lopen best wel last van. Maar goed, het is nog hooguit 5 kilometer en dan wacht ons een hopelijk nog droge slaapzak én een cafeetje met koffie en scones.
- De meneer met de paraplu (en Tim).


Van het een op het andere moment is het ook weer droog en schijnt de zon weer. De top van Buachaille Etive Mor is zelfs zichtbaar en omgeven door blauwe lucht. Alsof er niets gebeurd is. Heel bizar! Ik schuif mijn capuchon af, kijk Tim aan en schiet in de lach. Daar staan we dan; twee verzopen katten op een glibberig paadje. Mijn schoenen voelen alsof ik in twee emmers water loop. ‘Kom we gaan even op die steen daar een korte pauze houden voor we verder gaan. Ik denk dat wij wel een marshmellow en een muesli-reep verdient hebben!’ ‘Oh zeker wel!’ Eten smaakt altijd lekkerder als je moe bent: op die steen in de zon ben ik heel even vergeten dat ik eigenlijk helemaal klaar ben met die muesli-repen. In de verte ligt het Glen Coe Mountain Resort al te schitteren. Nog een klein stukje, ik kan de koffie bijna ruiken. Snel giet ik het water uit mijn schoenen, want het loopt toch wat fijner zonder, en dan zijn we weer onderweg.Het laatste stukje leidt langs Kings House, dat er een beetje verlaten uitziet, via een rivier en de weg over naar Glen Coe Mountain Resort, waar een kleine camping naast de parkeerplaats ligt. De voorzieningen zijn een beetje primitief, en niet helemaal in verhouding met de prijs die je per nacht betaald, maar na een dag als deze wil je eigenlijk wel heel erg graag even douchen. Als we dan 1,5 uur later gedoucht en wel in onze warme slaapzakken in de tent liggen, doezel ik eigenlijk meteen in. Heel even slapen voor we koffie gaan drinken in het café van het resort.




Twee uur later word ik wakker van een hevig getik op de tent. Het stortregent weer. En hoe! Koken wordt zo in elk geval niets en veel trek om nu koffie te gaan drinken heb ik ook niet. Erger nog, de natte spullen worden niet droog zo. ‘Boonanza dan maar?’ Na het spelletje is het gelukkig iets droger en besluiten we eerst maar even een beetje eten te gaan maken. Het is een beetje behelpen, maar het lukt om half in de voortent en half buiten de tent een maaltijd te bereiden. Tijdens het koken is het ons alleen wel opgevallen dat de voortent een beetje onder water is komen te staan. Gelukkig is de kuip van de binnentent wel gewoon waterdicht, zodat wij niet nat worden, maar onze backpacks passen helaas niet bij ons binnen. ‘Zullen we anders even een geultje om de tent graven?’ De backpacks pakken we volledig in de regenhoezen in en met een haring graaft Tim na het eten een geultje om de tent. Als het later op de avond wat droger is, lopen we nog even naar het cafeetje voor een kop koffie en een miljonairskoek. De droge periode is alleen helaas van korte duur, want als we na de koffie onze tanden gepoetst hebben en terug lopen naar de tent begint het weer te stormen en te stortregenen. Nog één keer controleren we alle haringen en het geultje. Alles staat er gelukkig goed bij, dus tijd om te gaan slapen. Hopelijk is het morgen droger.