23 juli 2009
Toch gaaf om wakker te worden op een eiland. Normaal zou dat Texel of Terschelling zijn, maar vanmorgen keek ik uit over Årø. Een grommend en enigzins loeiend geluid overtuigd me hardhandig dat ik onmiddellijk uit mijn halfopengeritste slaapzak moet komen. Ik schiet overeind en knal met mijn hoofd tegen de lamp boven me. Grmbl, ik had dat ding gister net gerepareerd en nu ligt hij alweer in mijn kooi. Ik laat de lamp voor wat het is en wurm mezelf richting het luik. Half staand, half hangend met mijn hoofd net boven de opening van het luik kijk ik naar buiten. Het heeft net geregend en het eiland ziet er fris uit. De vuurtoren in de verte is omgeven door mist die opstijgt van zee. Het eiland is in diepe rust en alleen het grommende geluid doorbreekt de stilte. De veerpont naar Årøsund ligt op nog geen 100 meter van Seabreeze af en komt grommend en brullend op zijn aanlegsteiger af. De laatklep klapt op de wal en laat een dof geluid achter in de stilte. Kolkend water komt van de schroef van de pont en zorgt ervoor dat Seabreeze eventjes onwennig aan haar landvasten trekt. Er rijden wat auto’s af en er komen wat auto’s opgereden. Dan vertrekt de veer weer en is de stilte teruggekeerd.
9.55 uur – De motor slaat aan en we zijn klaar om te vertrekken. Ik sta half in de kajuit wat spullen op te ruimen als ik vanuit mijn ooghoeken iets wits op het steiger zie staan. Ik kijk op en op het steiger staat een mini Deen met zijn vader. Het kleine Deense jongetje met zijn typische blonde haren staat fronzend en aan de grond genageld te kijken wat het wij aan het doen zijn. Zijn vader zit op zijn hurken naast hem en verteld hoogst waarschijnlijk wat er allemaal gebeurt. Echt verstaan kan ik het niet, want zo goed is mijn Deens nou ook weer niet. Verwonderd kijkt Deentje hoe Seabreeze ervandoor gaat. Ik zwaai nog even, maar waarschijnlijk maakt het allemaal nogal een indruk op de mini Deen, want zijn vader doet nog even voor hoe hij terug moet zwaaien, maar de mini Deen staat perplex op het steiger te kijken tot wij uit het zicht verdwenen zijn.




15.50 uur – We zeilen – er staat zowaar wind- over de Lylle Bælt tussen Fyn en Jylland door. Het uitzicht is geweldig en het water wordt steeds smaller. Lange stroken bos en glooiende weilanden strekken zich uit langs het water. Een adembenemend uitzicht. Seabreeze vaart rustig door de golven. Ik zit op het voordek te fotograferen. Dan draaien we om de punt van Middelfart heen en gaat er een wereld voor ons open. Voor mij in ieder geval, want ik heb het idee dat ik in een van mijn eigen Carcassonne-steden binnen vaar. Twee gigantische bruggen verbinden Fyn met het vaste land. Aan beide oevers liggen bloeiende steden op het glooiende landschap. Echt gaaf! Ik weet niet waar ik moet kijken en het is maar goed dat mijn camera digitaal is, anders had ik aan één rolletje niet genoeg gehad. We zitten ongeveer midden tussen de twee bruggen in en ik heb al mijn aandacht gevestigd op de hangbrug voor ons als Lars ineens opgewonden begint te roepen. “Kijk! Een dolfijn! Een dolfijn naast onze boot! En een voor ons!” Tegelijk met mijn moeder vlieg ik overeind. En ja hoor, voor onze boot zwemmen een stuk of vijf dolfijnen. Dan duikt er ineens een op vlak naast Seabreeze. Ik kon hem bij wijze van spreken aaien, zo dichtbij. In alle hectiek lukt het me een paar foto’s te maken van dit gave fenomeen. De dolfijnen zwemmen een heel eind met ons mee, maar ze laten zich moeilijk op de “gevoelige plaat” vastleggen. Als er ook nog een zeehond tussendoor zwemt, realiseer ik me ineens dat we dat in Nederland heel bijzonder zouden vinden. Arme zeehonden, die hebben ineens wel een underdog positie.